Zoete lenteavonden
leestijd: 3 min

Wij woonden aan de Dorpsstraat. Aan die straat zat de schoenmaker ook. En bakker Savonije. En vlak ernaast fietsenmaker Bult. En smid Bult. En kleermaker Vaanhold. En cafetaria Sprakel van Geit Sprakel. En café Sprakel van zijn broer Hennie Sprakel. En kapper Eshuis. Die knipte altijd de kauwgom uit mijn haar als ik weer ruzie met mijn broer had gehad.

Naast ons huis stond de muziektent, een groengeschilderde houten koepel. Mijn broer en ik hadden een tijd een geheime hond onder de muziektent. Thuis wilde mijn moeder geen hond, we hadden al een sijsje. In de muziektent werd wonderschoon gemusiceerd. Muziekvereniging Excelsior speelde er blaasmuziek. Die concerten speelden zich af op zoete lenteavonden, tussen kastanjebomen vol merelzang, avonden vervuld van beloften van lome, warme zomers die nog voor ons lagen, beloften van een leven dat een heel andere wending zou nemen, met meisjes met wie je de wereld in zou trekken en, anders dan je vader, zou je nooit op een brommer gaan rijden maar in een donkerblauwe Opel Kapitän, je zou geen overall gaan dragen, naar ijzer ruiken en altijd zorgen hebben. Want werken voor een baas is beschamend, dom en dwaas. Nee, je zou alles anders doen, alles, omdat alles mogelijk was. Alles zou licht en vrolijk worden.

In die muziekkoepel naast Wegmans Bosje zaten de mannen van de fanfare op een houten klapstoeltje. Platte pet, zwart uniform met kwastjes op de schouder, broek met rode streep. Er was een dirigent, er waren mannen met bugels en trompetten, mannen met klarinetten, een man met een tuba. Vrouwen waren er niet bij. Die konden toen nog geen muziek maken. Nou ja, ze zongen in het dameskoor van de kerk met hoge schelle stemmen. U zij de glorie, opgestane heer.

Mijn broer was tien, anderhalf jaar ouder dan ik. Hij wist wat een bugel was, want hij had een maand zo'n ding in huis gehad als aspirant-lid van Excelsior. De dirigent kwam de bugel brengen. Hij was druk, zijn uitleg was kort. 'Gewoon proberen. Je moet de luchtkolom in het instrument in beweging brengen. Simpel: je zorgt voor de juiste lipspanning en dan speel je een van de zeven natuurtonen. Als het vals klinkt, moet je de lengte van de hoofdbuis verlengen.' Mijn broer knikte, maar ik zag dat hij er niets van begreep. Wat hij ook deed, hij kon er geen noot uit krijgen. Met tranen in de ogen bleef hij het proberen tot mijn vader zei: 'Skei mar oet te poezn. Dat wordt nich wat. Goa'r ie mar bie 't voetbaln.' Dat werd trouwens ook niet wat.

Ik dwaal af. Ik wil wat vertellen over de schoenmaker in onze straat, Theo. Die speelde bugel. Vaak moest ik schoenen brengen of halen bij Theo. Hij lag altijd lui in zijn stoel, zijn benen op tafel tussen een enorme berg schoenen die nog lang niet klaar waren. Theo had geen tijd voor schoenlapperij. Hij oefende op zijn bugel. Je kon hem buiten al horen. Prachtig droevig klonk het. Zo mooi dat ik nauwelijks binnen durfde te komen in zijn werkplaats. Hij speelde met gesloten ogen. Hij hield de bugel nonchalant schuin. Zijn linkerwijsvinger wees schalks naar voren. Als hij zijn riedels eindelijk klaar had, vroeg ik zachtjes of de schoenen van mijn vader al klaar waren. 'Nog nich. He'k geheels gin tied veur had. Ik mot trainen veur 't concert. Ik heb 'n langen solo man! Kom de aandere wek mar 's weer.' 'Maar... maar mijn moeder zei dat de schoenen vorige week al klaar zouden zijn,' probeerde ik. Theo zuchtte vermoeid, wuifde dat ik rap op moest stappen en zette de bugel weer aan de lip.

In de muziekkoepel zat Theo prominent in het midden. Zijn uniformjas spande om zijn lijf. Hij speelde de sterren van de hemel. Met een gelukzalige glimlach speelde hij zijn solo. Mijn broer stootte me aan. 'Theo houdt niet van schoenen maken, maar heel veel van muziek,' fluisterde hij. Ik knikte, ik wist het zeker: niemand anders hield zóveel van muziek.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Paul Abels (Lonneker, 1958) is AFdH Uitgever en was eerder leraar Nederlands, antiquaar, jazzplatenhandelaar, galeriehouder, copywriter, journalist.