Woltje en Pablo
leestijd: 6 min

Na zijn tijd als wethouder Cultuur van de stad Groningen zwerft Jaap Dijkstra drie maanden door Zuid-Amerika. Hij vertelt er in vijf delen over op Dwarsstraat.

deel 4: Sucre, Bolivia

Woltje, mijn moeder, is elf jaar als haar vader, mijn opa Hendrik net de vijftig gepasseerd overlijdt. Peerd nog op stal. Hendrik was scheepsjoager net als zijn drie broers waarvan er één zelfs turfschipper was. Geen geld voor een schip of de centen op dan was het schepen joagen met peerd door Oostgroningse kanalen of wat los werk in een aardappelmeel- of strokartonfabriek. Gain vetpot. Hendriks broer Evert, met vrouw en kinderen staand voor een hut van stropakken in de Wildervanksterdallen. Schip verkocht, maar wel een 'aigen strohoes' zonder vergunning en stromend water. Koppige anarchist met stoffige baard in de Dallen met een grote grijns op zien broene roege kop. Moeke Steenhuis voor de tweede keer weduwe met vier kinderen. Drei wichter en een verstandelijk gehandicapt klainjong Jakob. Gek met zien moeke en van verdrait om zien overleden pabbe. Bittere en uitzichtloze armoe.

Woltje moet uit nood geboren op elf-jarige leeftijd oet waarken. Eerst bie'n dikke boer op Stadskanoal. De zachte kinderhanden en knieën liggen open van het vele boenen en schrobben. 'Most er moar over miegen den gait van zulf weer over. Ze is dertien jaar als zij wordt aangenomen als dienstmeisje bij de familie Camphuis op het landgoed Vennebroek aan de Friescheveense plas in Paterswolde. Eigendom van een in de eerste wereldoorlog steenrijk geworden kolenhandelaar, getrouwd met een telg uit de bekende dominees- en bankiersfamilie Pierson. Het zijn lange werkdagen, één zondagmiddag in de twee weken vrij. De eenden in de vijver voor het statige landhuis, de bleek drogend achter op het grasveld, de salon beneden, de eetkamer op de eerste verdieping en een slaapplaats voor Woltje in de kelder onder de keuken.

De dominee, ander voornaam volk en de familie Camphuis na de kerkdienst vrolijk keuvelend op een mooie warme zomerse zondagmiddag in het verderop gelegen houten prieel aan het water. Verse thee en koffie, biscuitjes en marmelade worden op een zwaar en vol dienblad gedragen door een jong, knap en naar zweet ruikend meisje in een pas gestreken uniform. Een kind aan het werk eind jaren twintig van de vorige eeuw bedient de gegoede burgerij, dikke boeren en dominees: blinde proleten aan de plas. Loop er nog wel eens rond, altijd met gemengde gevoelens.

Pablo is op twaalfjarige leeftijd met ouders, broertjes en zusjes vanaf het droge en dorre platteland in Portosi naar wat eens de hoofdstad van Bolivia was, Sucre getrokken. Op zoek naar een betere toekomst. Voor Pablo (en zijn indiaanse familie) die uitsluitend Quechua spreekt en een paar woorden Spaans, geen geld en identiteitspapieren heeft, niet lezen en schrijven kan, een welhaast onmogelijke missie. De gegoede burgerij van de stad ziet hem niet voor vol aan, hij wordt gediscrimineerd en genegeerd. De straat is zijn werkterrein, enige leefplek en leerschool. Bedelend en met zijn houten schoenpoetskistje onder de arm moet er geld worden binnen gebracht, zeven dagen lang en als het moet tot diep in de nacht. Een paria met op bijna elke hoek van de straat concurrentie van lotgenoten. In zijn groezelige kleding en ongewassen kop werkt hij niet alleen voor zichzelf maar ook voor de rest van de familie. Hij overwoog de familie voorgoed de rug toe te keren. Hij was het gepush en gezeur om geld en brood beu en pa had al een paar keren zijn binnen gebrachte geld verzopen. Boos bleef ie dan weken weg van de gammele golfplaten hut ver buiten het centrum maar wilde zijn broertjes en zussen niet missen.

Pablo altijd speurend naar die éne welwillende man of vrouw die voor een paar luizige boliviano's zijn of haar schoenen wil laten poetsen. Slaapt af en toe in portieken, als het meezit in een stil hoekje van een internetcafe of bij de ingang van het Casino, de kans op een pak slaag daarbij op de koop toenemend. Je moet wat want 's nachts is het koud in het hooggelegen Sucre. Hij gaat niet naar school, zonder ID onmogelijk, kent inmiddels alle hoofdsteden van Europa uit zijn hoofd, heeft in alle talen een openingszin paraat en een groot repertoire aan zielig kijken, irritant blijven plakken aan terrastafels, zeurend mee op blijven lopen in de hoop op een afkoop met een paar boliviano's.

Goddank is er zeven jaar geleden een centrum gekomen waar Pablo, inmiddels 18 jaar oud, werd opgevangen, een dak boven zijn hoofd kreeg, een bed, eten, geld om onderwijs te volgen en opvang buiten schooltijd. Onderwijzeres Linda uit Nederland trok zich het lot van Pablo en andere straatkinderen aan en richtte het "Centro Educativo Ñanta" op, een educatief centrum: een veilige en vertrouwde plek waar ze kind kunnen zijn, een bord soep, wat brood, een mango of ander fruit kunnen krijgen, waar ze gewaardeerd worden en een kans krijgen om dingen te leren die ertoe doen en waar hulp is bij problemen met hun gezondheid.

Pablo doet volgend jaar examen en is al twee keer schaakkampioen geworden van universiteitsstad Sucre. Uitgegroeid tot een wat stille, intelligente jongen die de jonge gastjes van het centrum helpt bij hun huiswerk, bij problemen thuis, het kerstvoetbaltoernooi organiseert en toeristen gidst.

Mijn gastvrouw Linda en de Canadese vrijwilligster Amalie verhalen over de opgevangen straatkinderen, over de hardnekkige bureaucratie en corruptie, de tegenwerking in dit land, de voortdurende zorg voor voldoende geld om het centrum te kunnen blijven draaien. Ik loop vier dagen mee. We gaan naar het voetbaltoernooi met ons team, naar het werken aan een muurschildering door de kinderen, naar een workshop in het museum op zondag voor die kinderen die opgeleid worden tot toeristengids, eet samen met 60 straatkinderen van de lekkere soep van Martha en kijk naar een geweldig optreden van de eigen muziekband in café Amsterdam. Vier dagen lang met ontzettend veel bewondering gezien en ervaren wat er bereikt kan worden met veel liefde, keihard werken, zorg en relatief weinig geld voor een achtergestelde en verwaarloosde groep kinderen die net als elk ander kind recht heeft op een onbezorgde kindertijd en toekomst. Voor de Woltjes en Pablo's in deze wereld.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Jaap Dijkstra (Muntendam, 1954). Barkeeper, bouwvakker, politicus, wethouder, reiziger. Jaap komt nogal eens ergens en vertelt daar graag en uitgebreid over.