Ik werkte in natuurvoedingswinkel De Kiem in Assen. Het was een dag als al die andere fijne dagen. Tot Johanna met haar kinderen binnenkwam, met haar kinderen en een hondje. Mijn hart sloeg over; tjee, wat een meer dan leuk beestje! Die ging tegen de toonbank opstaan en ik aaide, minstens vertederd. MacToffee, heette het. De kinderen hadden het een naam mogen geven, dat werd Toffee, de Mac werd toegevoegd indachtig dat het ras West Highland White Terrier (kortweg Westie) uit Schotland komt. Afijn, er werd los van de toonbank verder geaaid en geknuffeld door mij, want ja, nou, zeg dat wel, ik was ontroerd geraakt...
Een tijd verder:
'We gaan naar Stadskanaal', zei vriendin-toen.
'Oké', we gingen naar Stadskanaal, geen idee waarom, maar we gingen.
We kwamen ter plekke, ik wist niet waar en waarom, maar we kwamen ter plekke, begreep ik.
'Ah, u had gebeld over de Westie-pup?', hoorde ik.
En ja, er was een Westie-pup... 'Je bedoelt dat...?', 'ja, een cadeautje voor jou'.
Nou ja zeg echt? Ja echt. Daar was Devi in mijn leven. Eigenwijze Devi. Lieve Devi. Meer dan blij en dankbaar met en voor Devi.
We gingen uit eten, in Groningen, gezellig. Naar Gejan. Gejan had een Westie-pup: Noa. Noa zat, gedurende het eten ook, bij me op schoot. We konden het nogal goed vinden, om er een understatement in te gooien. We gingen weer naar huis, we zaten in de auto om weg te gaan, we hoorden janken en joelen uit Gejans huis. Niet fijn om te horen, het was eigenlijk hartverscheurend.
Tijd verstreek zoals te doen gebruikelijk. Gejan belde. Het ging echt niet met Noa, wanneer hij naar zijn werk was had Noa de mogelijkheid om middels een luikje toch naar buiten te kunnen, fijn voor haar, maar ze werd ook gepest door kinderen uit de buurt, Noa blafte vol onrust, niet leuk, echt niet echt. Gejan vroeg of.... Ja, vanzelfsprekend, ja, natuurlijk. Zo kwam, naast Devi, Noa in mijn leven. Noa die altijd naast de stoel ging zitten waarin ik zat om zich te laten aaien en kriebelen, al dat. Noa die 'hup' bij me in bed sprong. Noa een zacht hondje, innerlijk en uiterlijk.
Ik liep besluiteloos rond: 'Natuurlijk hebben ze geen Westie in het asiel, natuurlijk niet' en bleef, met dat in mijn hoofd rondlopen.
'Of zal ik toch...?!' en ik liep rond, of zat en liet die gedachte in mijn hoofd rondlopen, dronk koffie en nog maar één.
'Of zal ik toch...?!' en ik deed het; ik pakte de telefoon en toetste het nummer van het asiel.
Er werd opgenomen, struikelend over woorden vroeg ik of er, nou ja, rare vraag, ik weet het, maar wie weet, 'is er misschien een Westie in het asiel?'
Het was even stil aan de andere kant van de lijn.
'Meneer, er wordt nú eentje binnengebracht.'
Het was even stil aan mijn kant van de lijn.
'U kunt morgen komen kijken.'
'Dat is goed.'
Morgen ging ik kijken, Noa ging mee. Toen ik hem zag, Noa hem zag, Roxy (zo heette hij toen nog niet) ons zag, was er geen twijfel, integendeel.
Lieve, doldrieste, dappere Roxy.