Non!
leestijd: 5 min

Liften deed ik alleen. Althans, in Nederland. Mijn moeder deed dit ook, in de jaren '50, en schijnt 'beschermd' te zijn geweest door uniform en verlovingsring wanneer ze van Amsterdam naar Gelderland liftte. Heel bijzonder. Maar wanneer ik op de liftplaats stond, tussen bordjes met Utrecht en Amsterdam, soms Den Haag erop, blij dat ik opschoof in de rij, kwam ik meestal wel verder dan zij ooit moet zijn gegaan. Delft stond er op mijn karton. Die ene keer dat er een motor stopte, was het erg jammer dat de rit bij Utrecht zijn einde had. Soms lukt het verder te liften, soms moest het OV (lees: trein) me uit de brand helpen; afhankelijk van afzetplek of weersomstandigheid. Met een mengelmoes van zorgen (had ik echt in mijn eentje gelift?!) en blijdschap (fijn dat je er bent!) werd ik, na vanaf Delft de laatste kilometers steevast met de bus te zijn gegaan, onthaald op douche en warm eten. Terug naar Groningen liften was er niet bij: geen liftplaats te vinden in deze conservatieve contreien. De trein was rustig en snel, maar liften was zoveel enerverender.

Studiegenote P., met dezelfde interesse qua manier van reizen, vroeg of ik mee wilde liften naar Frankrijk. Bretagne, Normandië die kant op. Met mijn bijna kaalgeschoren hoofd voelde ik me stoer genoeg om dit avontuur aan te gaan. Vol goede moed togen we op een stralende maandagochtend in juli naar de liftplaats bij het station. Er stonden al een paar andere vroege vogels en we sloten achteraan in de rij. Wanneer een auto stopte, leek iedereen op te veren van geluk. Met een 'Succes verder, he?!' vanuit de auto werd de rij korter en korter. Een lift naar Utrecht?. Vooruit dan maar, dan zijn we hier in ieder geval weg. Bij Utrecht werden we op een beton-alom-plek uit de auto gezet, vlak bij een oprit. Zou vast lukken ook hier weer weg te geraken. Eten en drinken genoeg, de zon scheen en tijd zat. We kregen zowaar een lift van een jonge zakenman die naar Rouen sjeesde. Geweldig, wat kwamen we die dag zorgeloos ver. De camping waar we afgezet werden, was nou niet direct onze keus, maar dat gaf niet; in één dag in Frankrijk!

Frankrijk betekende Frans spreken. P. stippelde de route uit en ik zou steeds voorin plaatsnemen omdat mijn Frans beter was dan het hare, vond zij. Weer ging alles goed, weer kwamen we weg waar we niet meer wilden blijven en aan het eind van de dag was er weer een camping waar plek voor ons was. Dit was reizen op de bonnefooi en wat smaakten de croissants zalig bij de cafés au lait.

Op de rode wegen van de kaart was er precies voldoende verkeer en langer dan halve dagen blijven staan, overkwam ons niet. Voorin de auto zitten was echter niet altijd even makkelijk: menig Fransman haalde op het laatste moment toch nog in; ogen dicht, stiekem schietgebedje doen en weer open, rechts van de lijnen verder rijdend.

Op een middag stopte er een langharige man in een mosgroene Mercedes om ons verder te brengen. De kofferbak ging open, de rugzakken erin, mijn vriendin achter- en ik voorin. Ik wist uit mezelf het gesprek niet zo snel te starten, meestal werd er door de bestuurder gevraagd waar we vandaan kwamen en waar we naartoe gingen, wat we studeerden enzovoorts. Deze man zei echter zeer weinig. Af en toe kruisten onze blikken elkaar en liet hij een enorme grijns van oor tot oor zien. Ongetwijfeld zal er iets gezegd zijn, maar ik zou niet meer weten wat. Ik tuurde uit het raam. Dat deed ik vooral nadat ik zijn hand van de pook had zien glijden richting zijn gulp. Net doend of ik niets had gezien, schoot het door mijn kop 'Wat moet ik doen?!' Het werd nog stiller dan het al was in de auto. Een stilte die werd verbroken door de Fransman zich nu openlijk bevrijd had van knellende rits en onderbroek die tevens iets rozigs toonde, en waar hij met zijn rechterhand gretig overheen wreef, terwijl hij met de linker de auto op de weg hield. "Voulez vous l'amour a trois?" Mijn vriendin die inmiddels achterin in het midden was gaan zitten, haalde echter flink uit in het Frans met een duidelijk driewerf 'non, non non!' Daarbij een klein zakmesje waarvan ik niet wist dat ze dit altijd in haar heuptasje had, uitgevouwen houdend. De Fransoos vond dit blijkbaar overtuigend genoeg om de bak direct aan de kant te zetten, zijn broek dicht te doen en onze rugzakken uit zijn auto te smijten. Nu stonden we echt in de middle of nowhere, trillend van angst op onze bruine benen. Rondjes rennend en afreagerend op laag struikgewas hernamen we ons, maar als het had gekund, had ik me direct op laten stralen naar huis; beam me up, mama! Dit moesten ze thuis maar niet horen. De paniek geheel weer te boven belde ik die avond naar huis dat het ons weer gelukt was verder te komen en dat we het goed naar onze zin hadden.

Een paar dagen later overviel ons nogmaals de vraag of we zin hadden even in ménage a trois. Deze keer was het een aangekleed en zakelijk aandoend voorstel. En 'non' betekende eruit gezet worden bij de eerstvolgende gelegenheid. Na drie weken liften waren we wel uitgeduimd, klaar met liften.

België was het zwaarst om door te komen qua terugreis. De lift die we daar kregen van een stel in een oude Citroen bus (ja, HY die!) was allesbehalve spannend, allesbehalve snel: met 70km/uur op de snelweg schoot het maar niet op. Wat wel heerlijk was: een flinke portie Vlaamse frites bij de pomp die alle kleumkou van de laatste natte liftdagen in la douce France deed vergeten.

Of ik daarna nog gelift heb? Non! Of mijn dochters ooit in hun eentje mogen liften? Non, non, non!

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Marieke Jonker (Bovensmilde, 1966) groeide op in Friesland – woont in Groningen sinds 1985. Docent, stemacteur, percussionist, zangeres, graag op pad. Dubbelvla? Schudden voor gebruik!