Machinefabriek, Adelaarsnest. 2015
Na een recital van een zangeres die zich specialiseerde in het lichte genre, vertrok ik met mijn vriend Gunter uit de bar om de rest van de avond stuk te slaan in de betrekkelijke rust van het Adelaarsnest, mijn studio ergens in een uithoek van de Machinefabriek.
Het publiek was zwaar onder de indruk geweest van de zangeres en haar lichte genre, wij ook, maar we zochten een plek om te roken, te drinken en elkaar te verstaan en dan was het Adelaarsnest wel the place to be.
Mijn vriend Gunter, die te slap is voor harde uitspraken, maar als freischwebende Intelligenz, met grote armgebaren eindeloos theorieën door de tabaksrook heen kan kloppen, had er net weer een gevangen.
Hij zegt: er is een kernverhaal, dat moet je meekrijgen met zo min mogelijk woorden. Overal worden tekens gegeven die allemaal verwijzen naar verschillende verhalen. Die verhalen beginnen ergens, ontwikkelen zich, en als een verhaal afloopt, zijn daarachter alweer honderden nieuwe verhalen begonnen. De wereld zou zich, aldus Gunter, als volslagen willekeurig aan je voordoen, als het begin van die verhalen niet, al is het door minieme tekens, gemarkeerd wordt.
Gunter was gewoon dit soort filosofieën driftig van interpunctie te voorzien door het opentrekken van blikjes bier, wat maakte dat zijn betogen allengs surrealistischer werden. Halverwege was hij op zijn best: als hij dronken genoeg was om alles te begrijpen, maar nog niet zó dronken dat lucide ideeën, verloren gingen in dadaïstische poëzie, hard geschreeuwde one-liners en pogingen om zijn theorieën te "concretiseren" met alles wat er op dat moment op de tafel voor handen was.
's Ochtends terugkerend in de studio, trof ik de tafel met de resten van het gesprek van die vorige nacht. De ochtend bood uitzicht op een slagveld van in hermetische patronen neergezette asbakken, kurken van wijnflessen, die een gedachtesprong moesten suggereren, toevallige blokjes hout, houtklemmen verbonden met elastiekjes, stukken PVC-pijp, theezakjes en foto's van naakte vrouwen die in de hitte van het gesprek uit jaargangen Penthouse, die langs de muren lagen opgestapeld, waren gescheurd. Over de tafel en de vloer liepen wilde houtskoolstrepen, van het ene object naar het andere om verbanden te suggereren die mij nu, de ochtend daarna, totaal ontgingen.
Het hele Gesamtkunstwerk schoorde het onbegrijpelijke heelal van de dronkemans-nacht, maar in het licht van de ochtend en bij gebrek aan het betoog en de gestiek van Gunter, lag het er onherbergzaam en zinloos bij.
De objecten die als getuigen hadden gefungeerd in zijn helse alcohol-college, leken deze ochtend opgenomen in een getuigenbeschermingsprogramma waarin ze contractueel verplicht waren een andere identiteit aan te nemen en hun bek dicht te houden. Een zin was niet meer terug te vinden, noch een vermoeden van het verhaal van die avond daarvoor.
Ikzelf had, terwijl de freischwebende Intelligenz en de alcoholwervelingen orkaankracht bereikten, het eind van de avond structuur proberen te geven door de lege bierblikjes in te knijpen en in slagorde op te stellen. Een wijs man uit het Oosten... of uit het Westen, dat weet je nooit bij wijze mannen, omdat ze meestal kierewiet zijn, heeft me dat ooit bijgebracht: lege bierblikjes moet je samenknijpen, zodat je weet dat je DAARIN je sigarettenas kan doen, en dus geen restjes uit moet drinken om dronken te worden.