In 1976 had ik mijn eerste vakantie zonder ouders gepland. Ik was zestien op dat moment en ik had mijn zinnen gezet op een geweldige liftvakantie. Dat liften had ik al eerder gedaan. Korte stukjes van Groningen naar Delfzijl en tweemaal een lange rit van Harderwijk naar Delfzijl. Zo beleefde je een avontuur en kwam je met mensen aan de praat die je niet kende. Het mooiste van alles was dat je op die manier gratis en voor niets honderden kilometers kon afleggen. Ik was er super enthousiast over.
Helaas kon ik mijn vakantievriend André niet overtuigen om liftend naar de Bodensee in Zuid-Duitsland af te reizen. In plaats daarvan zouden we gaan fietsen. Dat deed ik mijn leven lang al en ik had onderhand een berenconditie, ook al leende ik de laatste maanden steeds vaker de Peugeot Mobylette damesbrommer van mijn moeder. Dat was iets dat André niet kon doen. Hij woonde in Appingedam met zijn pa, moe en zus in een arbeidershuisje achter de Woldweg en ze hadden niet zoals wij een auto voor de deur. Of een brommer. Zijn pa liep dan ook elke werkdag naar de strokartonfabriek verderop en zijn moe deed haar boodschappen gewoon op de fiets, net als de mijne trouwens.
De dag voor vertrek moest ik voor mijn pa iets wegbrengen naar Rita, een van de welpenleidsters van de padvinderij. Bij haar thuis vertelde ik haar en haar verloofde dat ik het liefst zou gaan liften en opnieuw roemde ik deze door mij geïdealiseerde manier van reizen. Rita zei toe dat me direct op te pikken zodra ze me met een duim omhoog langs de weg zou zien staan. Dat streelde mijn ego flink. Maar dat duurde maar even, want haar verloofde stelde dat ik niet zo moest zeuren. Ik had immers met André afgesproken dat we zouden gaan fietsen en daar moest ik me nu maar aan houden.
'Maar de Bodensee dan?' vroeg ik hem.
'Tja, dat lukt dan niet,' zei hij, 'Daar moet je je bij neerleggen. Bovendien is Keulen ook een mooie vakantiebestemming.'
'Hoeveel kilometer is die stad eigenlijk vanaf Delfzijl?' vroeg Rita.
'Iets meer dan driehonderd kilometer,' antwoordde ik.
'Poeh hee...'
Toen ik even later wegging, fluisterde ik tegen Rita bij de voordeur dat ik haar verloofde nogal streng vond. Zij knikte. Dat was ook zo. Maar dat werd ook veroorzaakt door het feit dat ik zo enthousiast deed. Verbaasd keek ik haar aan.
'Dat strijkt sommige mensen tegen de haren in, Jan.'
'Dat wist ik niet,' zei ik.
'Mijn verloofde is daar echt gevoelig voor, 'zei Rita, 'Ook bij mij. Dus wat ik dan doe, is dat ik op den duur zwijg en mij van de domme hou.'
'Werkt dat dan?'
'Als een tierelier,' lachte Rita.
De volgende dag was André al om negen uur 's ochtends bij mij. Tien minuten later fietsten we weg uit de Titanstraat in Delfzijl, maar niet nadat ik mijn moeder opnieuw plechtig had beloofd haar om de vier dagen op te bellen. Het was een mooie zomerdag en we reden snel het havenstadje aan de monding van de Eems uit, over de vlakte naar Wagenborgen en vandaar via Nieuwolda en Midwolda naar Winschoten. Het ging verrassend snel en ik bleef maar gang maken, want in mijn hoofd had ik het zo berekend dat als we deze dag flink bleven doortrappen, we aan het einde van de dag op de camping aan de Eems in Meppen ons tentje zouden kunnen opzetten. André fietste stug mee. Hij klaagde niet over het tempo, maar ik zag aan zijn gezicht dat hij het er zo nu en dan moeilijk mee had. Ondertussen koersten we via Blijham en Bellingwolde naar de grens. Daar lieten we onze nieuwe paspoorten aan de grenswachten zien en nadat ik ook mijn travellercheques had laten zien mochten we doorreizen. Ik keek op mijn horloge. Ik kon mijn geluk niet op. Het was nog maar net na twaalven en we waren al in Duitsland!
In het Duitse boerendorp Rhede wisselde ik mijn eerste travellercheque in bij een filiaal van de Raiffeisenbank en in Aschendorff passeerden we de ADO-fabriek die ik kende van de tv-reclame: 'Die Gordiene mit die goldene Liene'. Even verder kwamen we op de B70 terecht. Een doorgaande weg, eerst naar Meppen en daarna naar Münster. Dat was een grote stad, maar vanaf daar was het nog maar een klein stuk naar Keulen. Misschien konden we dan zelfs nog wel doorfietsen naar het bijna honderd kilometer zuidelijker gelegen Trier? Ik had er zin in en ik zette extra aan. De pedalen van mijn fietsen gingen nog sneller ronddraaien.
'Jan!', hoorde ik achter me.
Nu geen tijd voor. Ik fietste door.
'Jan!'
Ik kon natuurlijk niet zo snel op het fietspad als de grote vrachtwagens op de B70-weg ernaast, maar ik wilde me niet laten kennen. Dat kon sneller.
'Jan, man!'
Wat zat André nou te zeuren? Even doorfietsen nu en dan waren we over een uurtje al in Meppen en daar konden we dan ons tentje opzetten naast de Eems. Ik had er nog steeds veel zin in.
'Jan verdomme!'
Niets zou mij nu nog tegenhouden. Niets kón mij nu nog...
'Stop nou eens, grote klootzak!'
Het bleek dat André al sinds de grens last had van een brandende wrijfbult op zijn dijbeen als gevolg van het vele zweten. Daarom was hij al vanaf Blijham gaan verzitten op het zadel. Dat had de druk van de blaar verlicht, maar weer een ander probleem veroorzaakt. Nu had hij een houten kont. Hij kon geen meter meer fietsen. Of kunnen... Hij wilde niet meer. Teleurgesteld keek ik hem aan. Wat hield dit in? Waren we nu al aan het einde van onze vakantie gekomen?
'Dat liften waar jij het altijd over hebt,' zei André.
'Ja...'
'Want ik wil echt niet langer fietsen,' zei André.
'Ja maar...'
'Zullen we liften? Zullen we verder liften? Wat jij de hele tijd al wou. Zullen we dat doen?'
'Meen je dat?'
'Ja, Jan, want mijn kont doet echt veel te zeer nu.'
Even later hadden we onze fietsen op slot gezet bij een stationnetje naast de B70. Vervolgens liepen we met onze rugzakken naar een groot kruispunt. We gingen aan de andere kant van de kruising staan. De rugzakken plaatsten we in de berm. Ik ging alvast naast de weg staan met mijn duim omhoog, terwijl André van een bij het station gevonden stuk karton een liftbordje maakte naar Meppen. Daarvoor gebruikte hij een dikke viltstift die ik voor de zekerheid had meegenomen. Hij had de 'M' nog niet eens opgeschreven, of hij kon er alweer mee stoppen. Want de eerste auto die begon te rijden toen het licht op groen ging, was een beige Renault 4 en die hield direct bij ons stil. Er zat een jonge vrouw achter het stuur, met kort, zwart haar. Ze droeg een donker T-shirt en een korte broek van spijkerstof. Ze was bijna zo mooi als Rita. André dook achter in de Renault met de twee rugzakken en ik ging naast haar voorin zitten. Terwijl ik tegen de vrouw kletste in belabberd Duits, zag ik hoe André van achteren met dromerige ogen naar haar blote benen keek die onder het stuur dan weer gas gaven, dan weer koppelden en dan weer op de rem gingen. Of we nog steeds wilden stoppen in Meppen bij de camping aan de Eems? Was geen probleem, maar we konden ook nog wel een stuk verder mee als we wilden. Want de jonge vrouw was op weg naar haar moeder in Steinfurt, vlakbij Münster.
Nog diezelfde avond zaten André en ik aan de oever van de Rijn, met onze voeten in het water. Zijn billen voelden weer normaal en hij had de wrijfbult met Nivea (had ik ook mee) ingesmeerd. De volgende dag zouden we doorgaan naar Trier. Dat was nog steeds onze eindbestemming.
'Maar we zijn nou al in Keulen,' zei André.
'Geweldig!' juichte ik, 'En dat op onze eerste dag.'
'Daarvoor hadden we maar drie liften nodig, Jan. Dat had ik nooit verwacht.'}
'In drie liften naar Keulen,' knikte ik beamend.
'Ik wil nog steeds wel naar Trier,' zei André.
'Daar zijn we vast en zeker morgenavond al.'
'Ja, dat denk ik ook.'
Er voer een binnenvaartschip voorbij. Zuidwaarts. Verderop stond een grote jeugdherberg, net als onze camping aan de oever van de belangrijkste rivier van Europa, en daarachter waren de contouren te zien van de Keulse Dom. Die zouden we morgen, voordat we naar Trier zouden liften, nog even van dichtbij bekijken.
'Wat denk je ervan als we...'
Ik zweeg.
'Wat denk je ervan,' ging André verder, 'als we van Trier verdergaan...'
Ik hield me van de domme en zei nog steeds niets.
'Wat denk je ervan,' zei André, 'als we van Trier verdergaan naar de Bdensee?'
Niets. Er kwam nog steeds geen woord over mijn lippen.
'Nou Jan, wat denk je daarvan?' vroeg André.
'Wel...,' zei ik uiteindelijk.