Vroeger - lang, lang, lang geleden, toen ik nog eerstejaars Nederlands was op de universiteit - had ik een erg lange shawl. Zwart. Vanaf mijn nek tot aan mijn voet en de andere kant was net zo lang. Mijn vrienden hadden ook zulke shawls. Ik net zo goed. Lekker zwierig voelde ik me daarmee, als een dandy. Eigenlijk was het geen gezicht bij mij, maar dat had ikzelf niet door. Met die shawl dacht ik dat ik lang was, net zoals mijn vrienden Henri en Aart. Maar ik ben niet lang. En toen was ik dat ook al niet. Alleen in mijn hoofd was ik lang. In mijn hoofd was ik een lange dandy. Ik dacht dat ik zo wel enige kans zou maken bij de studentes. Maar die zagen me helemaal niet staan.
Ook in de bus ging nooit een studente naast mij zitten. Wanneer ik in de bus zat, zoals de streekbus van Groningen naar mijn ouders thuis in Delfzijl, dan zat ik altijd alleen op een bankje voor twee. Als ik op vrijdagmiddag naar huis ging, dan was het vaak erg druk in de bus. Elke nieuwe passagier zocht dan een plek op die nog vrij was. Verscheidene mooie studentes stapten dan in, maar - helaas voor mij - er waren bijna altijd nog andere plekken over die zij liever namen dan naast mij te gaan zitten. Toch was ik nog een knappe jongen in die tijd. Maar het hielp niet. Ik zag er waarschijnlijk te somber uit met mijn zwarte shawl. En waarschijnlijk ook te wanhopig.
Op weer zo'n vrijdagmiddag was ik op het Zuiderdiep in de GADO-bus van Groningen naar Delfzijl ingestapt. Het was begin december. Een heleboel mensen hadden net boodschappen gedaan voor Sinterklaas en het was stampvol. Alleen achterin was er nog een bankje vrij en daar ging ik dan maar zitten. In m'n eentje, met de zitplaats naast mij vrij. De bus reed verder, toen nog door de Steentilstraat, en stopte weer op het Damsterdiep, bij de Oude Wachtkamer. Daar stapten twee bloedmooie studentes in. Ik dacht: Eindelijk! Want een van die studentes zou vast naast mij komen te zitten. Maar tot mijn verdriet stond een bejaard stel op van hun bankje om de bus daar op het Damsterdiep te verlaten. De twee studentes doken snel op het nu vrijgekomen bankje.
En de hele dikke, zeer nors kijkende vrouw van middelbare leeftijd die ook bij de Oude Wachtkamer in de bus was gestapt, keek nu vorsend door de bus, of er nog ergens een vrije plaats was. Ik dook snel naar beneden toen ik dat monster zag, maar tevergeefs. Ze zag dat de zitplaats naast mij nog vrij was en stevende al in mijn richting, met haar dikke blubberlijf. O nee, dacht ik. Gelukkig nog een plaats vrij, dacht zij. De bus schokte en beefde toen ze naast me ging zitten. Ze vroeg ook niet of de plaats nog vrij was, nee, ze liet zich er gewoon in ploffen. Met dat enorme lijf van haar. Ik voelde hoe ze tegen me aan zat en ik werd daar helemaal iebelig van. En toen de bus eenmaal begon te rijden, kwam ze zo mogelijk nog dichter tegen me aan te zitten en ik voelde hoe mijn elleboog in haar weke vlees werd geduwd. Ik vond het verschrikkelijk. Ik had gehoopt op een studente naast mij, ik had gehoopt op een sprankelend gesprekje met zo'n leuke meid, en nou zat ik dus samen met zo'n Groningse moeke, zo dik als een walvis, op zo'n klein bankje in de bus gepropt.
Ik was 19 jaar oud en ik was niet blij met het deze situatie. En ik wilde het niet langer weten ook. Ik begon mijn lange, zwarte shawl om mijn hoofd te wikkelen. Eerst om weer enige bewegingsvrijheid terug te winnen, maar daarna ook om mij van dat beestachtige wijf naast me af te sluiten. Ik wikkelde maar door. En ik wikkelde maar door. Totdat mijn hele hoofd met die shawl ingewikkeld was, zelfs mijn haar. Door de wol zag ik nog wel iets om me heen, zoals de Groningse moeke die geschrokken toekeek hoe ik mezelf ineens in een zwarte mummie had veranderd. Maar het kon me allemaal geen reet schelen. En eerlijk gezegd vond ik het wel leuk om haar zo de stuipen op het lijf te jagen. Pas in Ten Boer stapten weer wat mensen uit de bus en de moeke ging snel ergens anders zitten. De rest van de reis bleef ik alleen zitten op mijn bankje achter in de bus. En deze keer genoot ik daarvan.