Er waren prachtige vrouwen op het feest. Ze waren zo lang dat ze iets gebukt door de stuurhut moesten lopen. Een vrouw met diepbruine ogen en hoog opgestoken haar vertelde dat ze een bedrijf in gefrituurde meelwormen was begonnen. Een man vroeg haar over de marktpositie en het revenuenmanagement van de meelwormencatering, 'een hels probleem, omdat het toch een niche-markt is'. Ze lachte stralend. 'Doe mij nog eens zo'n plak serranoham afsnijden en vul dit glaasje nog eens bij!' Er was een pezige man met een zware stem. Hij vertelde over onmachtige boeren met stervende kuikens en biggen met raadselachtige ziektes. Dat ze zo'n big opensneden, keken, niks bezunders zagen en weer dichtnaaiden.
Er was ook een kleine vrouw. Ze verschanste zich achter het stuurwiel. De schipper praatte op haar in, dat kon je zien. Aan het eind van de avond was er een sfeer van grote intimiteit ontstaan, men voelde dat het wereldraadsel bijna opgelost was. De kleine vrouw ging staan. Toen ze gedecideerd het woord nam, verstomden de dronkenmansgesprekken. 'Mensen, ik ben Sacha, ik ga voor jullie zingen.' Ze sprak met een elegant Zwitsers accent. De schipper had zijn keyboard opgesteld en sloeg de eerste maten aan. Sacha begon. 'Ich hätte gerne noch mehr Zeit verbracht, als nur diese eine nacht, mit dir... Küsse aus Liebe, Küsse aus Lust, baci d'amore, ich hab's immer schon gewußt...'
Diep in de nacht reed hij op huis aan. De melodie ging niet uit zijn hoofd. Hij zag voor zich hoe Sacha bewogen had, hoe ze zuchtte. Hoe ze uitgelegd had dat hoogte de verkeerde dimensie voor haar was, daarom wilde ze Zwitserland vergeten, toen ze in Aduarderzijl was geweest. Daar waren twee huizen, het ene en het andere. Ze ging in het ene wonen.
Slapen kon hij niet. De volgende ochtend stapte hij op zijn motor. Er was niemand op de weg. Zijn hoofd bonkte van de drank en het slaapgebrek. Hij zette zijn helm op zoals een pizzakoerier dat doet, de waterhoofdpositie. De wind had vrij spel in het lege Groninger land. Er was veel hemelwater. De weg bracht hem naar Aduarderzijl. In de verte zag hij het liggen, een withouten hek van honderden meters lang omarmde het oude sluisje waar Reitdiep en Boterdiep in elkaar vloeien. Glooiende schapenweitjes, twee witte 19e-eeuwse huisjes. Er was niemand. Hij klom het trapje naast de sluis op. Koolzaadvelden, water, weiden, meeuwen.
Hij voelde dat hij eindelijk ergens was gekomen.