Eruit moest ik! Eruit! Omdat ik genoeg kreeg van het thuiszitten, waar ik de luxe heb om te kunnen werken als freelancer, maar waar inmiddels na de komst van de baby ook het hele huishoudelijke bestaan zich om mij heen gevouwen had. Ik nam een baantje aan in de Martinikerk, als vrijwilliger, met een vergoeding van zeven euro per uur. Mensen zien. De handen uit de mouwen. Het leek mij een uitstekend idee.
De eerste avond moest ik drankjes verkopen achter een buffet, tijdens de pauze van een dansvoorstelling. Ik had een chique, donkerblauwe sloof om waarop het witte woord 'Martinikerk' geborduurd was. Daarboven droeg ik een zwarte blouse, geheel volgens de kledingvoorschriften, die in kleine lettertjes onderaan het draaiboek waren geprint. In het rood stond er: geen sportschoenen. Dus had ik bij de MamaMini schoenen gekocht: robuust, donkerbruin, leren schoeisel, met een dikke zool, voor twee Euro. Die dikke zool, dat was een tip geweest van een vriendin die dit werk vaker deed. De kerkvloer is zo koud, had ze gezegd, dat je heel snel koude tenen krijgt. En niet alleen de vloer was koud. In het koor, waar ik met vijf andere vrijwilligers de bezoekers stond op te wachten ademde ik wolkjes, en keek veelbetekenend naar het meisje naast mij.
'Brr', zei ze, en ze kromp een beetje in elkaar, als teken dat het inderdaad heel koud was. Vier imposante tienliter koffie- en theeketels stonden klaar op lange, strak gedekte tafels. De flessen wijn en de frisdrankflesjes waren met militaristische precisie opgesteld.
'Hoe lang nog?', fluisterde ik mijn collega in het oor.
'Het loopt uit!', fluisterde ze terug.
'Ok.'
Het was geen bevredigend antwoord. Ik keek haar aan. Ik wist zeker dat ik haar ergens van kende, maar ik wist niet waarvan. Een rilling trok langs mijn ruggengraat. Ik maakte een paar sprongetjes om warm te worden en liep handenwrijvend naar de deur, waar ik een glimp van de voorstelling probeerde op te vangen. Er danste een gespierde jongen onder het orgel. Hij had alleen een onderbroek aan. Aan weerszijden stonden twee mensen in lange gewaden naar hem te kijken. De jongen duwde zijn borstkas vooruit. Je kon zijn ribben duidelijk zien. Hij zwiepte met zijn hoofd heen en weer, en maakte toen een zijwaartse sprong. Veel ruimte had hij niet. Toen rolde hij zich op, als een balletje. Hij maakte zich zo klein mogelijk en keek met priemende ogen de zaal in. Abrupt stak hij een arm uit en keek met een dramatische blik omhoog. Het maakte op mij een overdreven indruk. Hij had het vast niet koud.
Vooraf hadden we strenge instructies gekregen; betaling uitsluitend met munten, absoluut geen contant geld aannemen. Vips hadden een drankbonnetje.
'Hoei, daar komen ze!', riep mijn collega.
'Hoe heet je eigenlijk?', vroeg ik haar snel.
'Femke!', zei ze, en ze lachte.
'Leonieke', antwoordde ik.
Ze was rond de 25, en zelfverzekerd. Ik wist zeker dat ik haar eerder had ontmoet. Het geroezemoes zwol aan. In een mum van tijd stond de massa rijen dik voor ons. 'Zeg het maar!', riep ik en begon in een razend tempo het ene na het andere kopje koffie in te schenken. 'Munt mag in het bakje, dank u! Melk en suiker vindt u op de statafels! Alstublieft! Zeg het maar.'
Ik griste flesjes bier uit het koelkastje.
'Munten in het bakje graag, dank u!'
'Volgende! Zegt u het maar!'
'Bekertje bij het appelsap?'
'Munt mag in het bakje, dank u!'
'Op de statafels, achter u.'
'Ja, dank u wel. Volgende, zegt u het maar.'
Plotseling hoorde ik de jongen naast mij zeggen; 'Nee, helaas, dat kan ik niet aannemen.' De man tegenover hem stond met een tientje in zijn hand. Hij zei: 'Ik heb geen drankbon bij mijn tickets gekregen. Ze zeiden dat ik hierheen moest.' De jongen hield voet bij stuk. 'Ik mag geen geld aannemen, helaas.'
'Dus ik kan geen bestelling doen?', vroeg de man.
'Nee, het spijt me!', zei de jongen.
'Ik ben nu al zes keer heen en weer gelopen, dit is belachelijk!', zei de man.
De jongen mompelde nog 'sorry' en ging verder met zijn werk.
De man bleef staan. Hij keek boos.
'Het is belachelijk', zei hij nog eens. Ik had met hem te doen.
'Wat is er aan de hand?', vroeg Femke.
De man legde nogmaals uit dat hij geen bonnen had.
'Helaas', zei ze onverbiddelijk. 'We mogen geen contant geld accepteren.'
'Shit!', riep ik. Femke!
Ze keek verschrikt op. Ik bloosde.
'Nu weet ik het! Jij liep stage als verloskundige, in het Martiniziekenhuis. Je hielp vier maanden geleden bij mijn bevalling.'
'Haha!', lachte ze. 'Ik dacht al dat ik je ergens van kende!'
We moesten verder. De rij was nog lang.
'Meneer!', riep ik tegen de man die ons nog steeds met een nors gezicht stond aan te kijken, 'wat wilde u bestellen?'
'Een rode wijn', zei hij verbaasd.
Ik schonk hem een glas in. 'Alstublieft', zei ik, 'van de zaak. Fijne avond nog!'
De man knikte. Hij wist niet of hij nog boos was. Ik had het warm inmiddels, en lachte breeduit naar de volgende gast. 'Zeg het maar! Twee koffie? Munten mogen in het bakje, dank u wel!'