Het is gezien
leestijd: 1 min

In het gezin waarin ik opgroeide was maar weinig belangstelling voor muzische zaken: gedichten werden er niet gelezen, klassieke muziek kwam slechts mondjesmaat op de platenspeler te liggen (en dan vooral via LP's met "Music for the millions"), toneel werd niet bezocht, musea zagen we nauwelijks van binnen. Alleen lezen was iets waar we toe gestimuleerd werden.
In de arbeiderswijk waar wij woonden was een soort van commerciële uitleenbibliotheek, bestierd door ene meneer Jansen. De immer grijsgrauw bestofjaste Jansen stond achter de toonbank van zijn winkel, waarin hij voornamelijk schrijfwaren en tijdschriften verkocht. In een kamertje achter die toonbank was de bibliotheek met jeugdboeken, in een belendende kamer de bibliotheek voor volwassenenlectuur. 
Met een paar dubbeltjes op zak toog ik iedere week naar Jansen aan de Tubantiastraat, en leende daar per keer een paar boeken. Die werden, nadat ik ze verslonden had, trouw na een week weer ingeruild voor een nieuwe voorraad. Ik zie nog de zwarte kaften voor me waarmee alle boeken waren omhuld.  

Als vijftien-, zestienjarigen mochten we af en toe naar schoolconcerten in de Twentsche Schouwburg, waar bijvoorbeeld ook Herman van Veen eens optrad. Bij het betreden van de vestibule van de schouwburg zag je overal affiches waarop ook andere voorstellingen werden aangekondigd. Toen ik eens thuis vertelde dat ik wel naar een muziekvoorstelling wilde, bijvoorbeeld naar een opera, werd daar verrassend positief op gereageerd. Mijn vader had - als boekhouder van een garagebedrijf - ook klanten die bij Opera Forum werkten, en op een middag duwde hij me een kaartje voor een operavoorstelling in handen, gekregen van zo'n klant. En zo kwam het dat ik 's avonds in het pluche van de schouwburg belandde, voor een voorstelling van de opera 'Rigoletto'. 

De ouverture klonk, het doek ging op en daar verscheen het toneel waarop een balzaal in het hertogelijk paleis van Mantua was nagebouwd. Van begin tot eind van de voorstelling was ik enorm geboeid, om niet te zeggen: gegrepen. Die valse hertog, de gebochelde vader Rigoletto, zijn naïeve dochter Gilda, de wrede moordenaar Sparafucile en tenslotte het dramatische slotduet tussen de stervende dochter en de ontroostbare vader: het kwam allemaal heel erg binnen. 

Twee jaar later, tijdens een Tienertoertocht naar Groningen, belandde ik daar bij V&D, waar in de uitverkoop o.a. een cassette met drie LP's te koop stond, met daarop een prachtige uitvoering van 'Rigoletto'. De cassette ging mee naar Enschede, en werd daar dag na dag gedraaid. Ik kende de opera na enige tijd compleet uit het hoofd, zong zo'n beetje alle partijen mee en begon mezelf een liefhebber van dit genre te voelen.

Laster volgden andere werken van Verdi: onder andere 'Aïda' (in Verona en in Rome), 'La Traviata' (in Boedapest) maar ook Puccini: huilen bij 'Madama Butterfly' in Bratislava,  en -opnieuw in Verona- 'Turandot', 'La Bohème' in Groningen. En Tsjaikovsky's 'Evgeni Onegin' in het Mariinski-theater in Sint-Petersburg: ook zo'n onvergetelijke ervaring.
Anderen verklaarden me voor gek: opera was een erg gekunstelde vorm van muziektoneel, zo vond men. Maar ik kon er geen genoeg van krijgen: ik had het gezien (en gehoord), het was beslist niet onopgemerkt gebleven. 

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Han Borg (1956) is historicus en werkte voor zijn pensionering in de internationale samenwerking van de RUG, als manager op diverse universitaire afdelingen en ook als presentator van muziekprogramma's bij de nationale omroep. Hij interviewde zeker veertig Nederlandse en Vlaamse schrijvers voor publiek, en schrijft zelf ook graag.