Tijdens de Gentse Feesten deden we zo'n zes optredens per dag. Ook niet voor de kat z'n kut. Er was een steeds groter publiek dat onze ritmische anarchopunkmetal improvisaties met saxofoon wel leek te waarderen. Bert en Paul werden steeds beter op drums en op het idioot grote Glockenspiel dat als een grijsmetalen gordijn achter in onze Bedford hing. Ook Suze liet zich niet onbetuigd en speelde met haar saxofoon de sterren van de hemel. Ik had ondertussen een groot stuk zwart landbouwplastic langs de weg gevonden. Dat bond ik om mijn nek vast en daarmee rende ik als een maniak tijdens de finale diverse rondjes over het door bomen omcirkelde plein van de Groentemarkt waar wij onze show mochten doen.
In mijn hoofd was ik net zoals de elegante, maar mysterieuze Sandeman uit de gelijknamige sherryreclame die ik al sinds de jaren zeventig vrijwel dagelijks op tv zag. Maar in werkelijkheid was ik een plompe jongeman met een gemankeerde stem die niet rondrende met een wapperende cape maar met een veel te lang stuk landbouwplastic dat over de grond sleepte.
Dat maakte allemaal niet uit. We hadden namelijk een probleem. We verdienden bijna niets. Telkens als we met een optreden klaar waren, maakten we dankbaar onze buigingen. Daarna liep ik met mijn pet naar het publiek toe. De eerste vijf personen wilden nog wel wat francs aan ons spenderen, maar als ik dan weer om me heen keek, dan was de drukke cirkel van daarnet als sneeuw voor de zon verdwenen en hadden de meeste mensen die zo even nog zo geamuseerd om ons heen hadden gestaan zich uit de voeten gemaakt. Als ik mazzel had, waren er nog een paar treuzelaars over, op wie ik dan weer als de kippen af dook om zo toch nog enige francs in de pet te krijgen. We zagen dit ook gebeuren bij andere acts die tijdens de Gentse Feesten overal in het middeleeuwse hart van de Vlaamse stad speelden. Niemand kreeg de pet vol.
's Avonds pijnigden wij ons brein. Er moest toch een manier zijn om ons onbetwistbaar succes - er stonden telkens weer honderden mensen om ons heen - om te zetten in klinkende munt? Bert had een idee. Suze, Paul, Ellen, Ninanoena en ik hoorden hem aan. Het was een gedurfd plan dat maar een minimale investering vergde. Met stijgende verbazing, maar ook met grote bewondering en zelfs - zoals in het geval van Ellen wier vriendje Bert was - met onverholen trots. Dat een jongen die op het eerste gezicht zo ontzettend veel tegen had, toch weer gezegend was met zo'n scherp brein. Boerenvernuft, glimlachte Bert.
We knikten dan ook instemmend toen hij eenmaal uitgesproken was. De meiden applaudisseerden en eentje juichte zelfs, Paul veegde snel een traan uit zijn ooghoek en ik hield als blijk van waardering mijn hoofd strak naar achteren, waarbij ik de kin naar voren stak en ervoor zorgde dat mijn onderlip zo dik mogelijk werd, terwijl ik die naar de kin toe krulde. Als dat geen integere blijk van waardering was, dan wist ik het ook niet meer.
De volgende ochtend gingen Ellen en Ninanoena op pad en schaften de twee nog benodigde attributen aan bij de winkel van Jean Met De Pet, vlak bij het garnizoenskasteel. Vervolgens liepen ze naar het straatje aan de oostkant van de Leie. 's Avonds zag het daar zwart van de mensen die er aan lange tafels op straat mosselen aten. Maar vooral escargots. Tussen de shows door liep ik er geregeld langs, doend alsof mijn neus bloedde, maar stiekem al die mannen en vrouwen observerend die er al dinerend slakken naar binnen wisten te werken. Met een tang hielden ze het huisje vast en met een dunne vork prikten ze de slak eruit. Ze leken de slijmbeestjes met smaak te verorberen. Ieder zijn meug maar zelf ben ik wat eten betreft een enorm mietje. Een gebakken ei gaat nog net, maar exotischer dan dat moet het bij mij niet worden. Ik liep er dan ook niet langs uit culinaire interesse, maar zoals ik vroeger ook in het spookhuis op de kermis ging: om even flink te griezelen.
's Ochtends vroeg was het nog rustig in het tussenstraatje, behalve dan bij de winkel van Jean Met De Schaar, waar Ellen en Ninanoena een joekel van een keukenschaar kochten. Die hadden we niet nodig om Berts plan ten uitvoer te brengen, maar de meiden konden het stompzinnig gesleep van mijn cape niet langer aanzien. Voor de vorm protesteerde ik nog even terwijl Ellen en Ninanoena het zwarte landbouwplastic vaardig in vorm brachten. Suze wilde er niets mee te maken hebben. Die vond dat ik dat zelf maar moest doen. Wat een onzin dat twee vrouwen mij weer eens uit de penarie moesten halen. Het was dat Suze sowieso geen verkering met mij wilde hebben, maar anders had ik het ter plekke uitgemaakt. Ik was immers net als Bert en Paul een echte feminist. Zoiets kon ze toch niet ongestraft tegen mij zeggen?
Een halfuur later startte onze eerste show van de dag. We waren direct weer in vorm en raakten zo snel op dreef dat de Groentemarkt in korte tijd zwart kleurde van de mensen. We bouwden gestaag op naar het hoogtepunt van de show en toen we daar eenmaal waren, begon ik te rennen en ditmaal vloog de ernstig ingekorte cape zowaar omhoog en voor een moment voelde ik mij niet alleen als Sandeman maar zelfs als de tweelingbroer van Zorro. Dat gevoel gaf mij vleugels waardoor ik nog harder rende dan voorheen en daardoor golfde de cape nog spectaculairder dan ooit achter me aan. Het was ongetwijfeld een magnifiek gezicht, zoals het ook een magnifiek gevoel was om te doen. Maar ik bleef er wel degelijk met het koppie bij.
Want zodra de finale klanken van onze anarchpunkmetal waren uitgeklonken, moesten we scherp zijn om het plan van Bert ten uitvoer te kunnen brengen. Geheel volgens afspraak namen we het applaus in ontvangst, maar deze keer bogen we minder diep dan voorheen. En we telden. Net zoals Bert gezegd had: een-twee-drie-vier. Op dat moment - op het moment van de vier - stormden Paul, Bert en ik alle drie naar de ons omringende mensen toe, met elk nu een eigen pet in de hand. We doken elk in een andere plek in de cirkel. Het publiek was stomverbaasd maar kon nu niet langer zonder goed fatsoen wegkomen zonder eerst een paar francs in de pet te gooien. De cirkel die eerder binnen een paar tellen na de laatste klanken van onze muziek zo goed als verdampt was, bleek nu iets minder makkelijk te kunnen verdwijnen.
Op onze laatste dag in Gent wisten we zo voldoende geld bijeen te brengen voor de benodigde benzine om door te kunnen reizen naar Parijs.