Geluk
leestijd: 8 min

Mijn dochter en ik sjouwen de roltrap van IKEA op. Zij heeft een leeftijd waarop roltrappen nog dezelfde aantrekkingskracht hebben als een attractie in een pretpark. Hoera! Ze is als eerste boven. We komen niet om iets te kopen, we komen hier voor het eten en het entertainment. 'Hierheen!' roept ze, en wijst naar het restaurant, waar een lange rij voor het buffet staat: allemaal mensen die geen zin hadden om te koken, of zich na de inkopen spontaan realiseerden dat ze honger hadden. Met zijn allen zijn we hier terechtgekomen, in de tl-verlichte restauratie van IKEA. Voor Noa is het de eerste keer. Het avontuur begint achteraan in de rij.

'Kom maar Dikkie Dik!' Noa haalt het kleine, platgeknuffelde beestje uit haar tas. Dikkie gaat overal mee naartoe. Hij wil ook graag eten. Ze zet hem boven op onze trolley, zodat hij alles goed kan zien, en begint in haar neus te peuteren. Ik vraag me af of ik er iets van moet zeggen. Soms is het nodig om in je neus te peuteren. Het wordt in het openbaar niet op prijs gesteld, anders stonden er wel meer mensen in hun neus te peuteren.
'Stuur je een kaartje als je boven bent?' vraag ik. Ze lacht een beetje en zegt: 'Dan zet ik erop: Wil je doekjes meenemen?' Ik kijk haar verbaasd aan. 'Voor mijn neus! Als ik helemaal boven ben heb ik een bloedneus!
'Iiieuw. Een doekje voor je wijsneus!' zeg ik, en til haar op. Ze wijst naar Dikkie Dik. 'Dikkie Dik moet praten!' 'Hoelang duurt het nog?!' vraag ik met een piepstemmetje en houd het knuffeltje vlak bij haar oor.

Dikkie Dik verwoordt het heersende sentiment: iedereen vraagt het zich af. Ik zie een paar mensen sluiks naar ons kijken. Waar moet je ook anders kijken als je zin hebt in eten, terwijl je geen kant op kunt en je niet weet hoelang het nog duurt voordat je eindelijk met je volle dienblad een tafeltje kunt gaan zoeken? Wachten op de trein is nog beter: je weet precies wanneer die zal komen, dus je kunt bijvoorbeeld nog even een kopje koffie kopen en naar de wc gaan. Met wat geluk raak je met iemand in gesprek. Deze onfortuinlijke situatie daarentegen wordt overschaduwd door ongeduld en allesoverheersende honger. De anticipatie is tergend. Redelijke gedachtes worden bij elke poging gesmoord. 'Opschieten!' denkt iedereen. 'Honger!' schreeuwen alle buiken in koor. Een goed gesprek zal hier niet van de grond komen.

'Ik weet het niet, Dikkie!' Zeg ik. 'We moeten geduld hebben!'
Dikkie Dik houdt de moed erin. 'Wat gaan we eten?', piept hij.
Praten over eten terwijl iedereen wacht op eten is misschien niet zo'n goed idee, realiseer ik me plotseling, maar het is al te laat. Noa wurmt zich op de grond, wijst naar de verlichte displays, en begint uitgebreid aan Dikkie te vertellen wat er op het menu staat. Als de rij opschuift, duwt ze onze trolley een stukje naar voren.
'Niet tegen ons aanrijden!', reageert een jongen gepikeerd, zonder zich helemaal om te draaien. Nors kijkt hij naar de grond. Zijn vriendin kijkt stuurs voor zich uit.
'Sorry!' zeg ik, en tegen mijn dochter: 'Pas op, niet tegen hen aanrijden hè.'
Twee minuten later raken de wieltjes de enkels van onze voorgangers weer. Het gaat per ongeluk. De jongen kijkt boos. Het zweet breekt me uit.
'Sorry hoor', zeg ik, trek Noa tegen me aan en probeer afstand te houden.

IKEA heeft behalve een restaurant, ook een kinderspeelruimte: de ruimte heet 'Småland', en is vernoemd naar het gelijknamige Zweedse natuurgebied, karakteristiek vanwege zijn uitgestrekte wouden, meren, en het rotsige, ruwe landschap. Wat voor proces er aan het project vooraf gegaan is weet ik niet, maar er is flink bezuinigd op de uitvoering ervan. Op het behang staan foto's van een bos afgebeeld. Verder is de vloer gemaakt van iets wat moet lijken op gras, en er staan een paar immense plastic torens, die met wat inlevingsvermogen zijn te herkennen als naaldbomen in hun meest geabstraheerde vorm.

'Briljant idee!' zeiden ze in de ontwerpvergadering. 'Echte, grote plastic bomen! We noemen het Småland'! Een champagnekurk tegen het plafond. Plof! Applaus. Dit alles is nog tot daaraan toe, maar een ballenbak zul je in het Zweedse woud niet tegenkomen. Zou het een meer moeten voorstellen? De ballenbak is al generaties lang het meest succesvolle element in de speelruimte, en heeft een indrukwekkende omvang. Groot genoeg om erin te springen, kopje onder te gaan, en te doen alsof je een sierlijke dolfijn bent in een zee van duizenden rode en blauwe plastic ballen. Het is waar, geluk kan bestaan uit plastic ballen. Na het eten gaan we erheen, heb ik beloofd.

De rij voor ons heeft inmiddels een acceptabele lengte. Mijn dochter vertelt Dikkie waar we straks naartoe gaan, hij reageert enthousiast. Dikkie is nog nooit in een ballenbak geweest, en wil dat maar al te graag eens meemaken. 'Wil je ook vegetarische balletjes, Noa?' vraag ik als we aan de beurt zijn. Ze wil alles, behalve de jam. Hoewel de combinatie jam, doperwtjes en patat mij ook exotisch voorkomt, wil ik het weleens proberen. In Zweden is het vast normaal. We kiezen een tafeltje bij het raam, met uitzicht op de parkeerplaats. Ik voel opluchting.
'Lekker?' vraag ik. Ze vindt het lekker.
'En Dikkie?'
Dikkie vindt het ook lekker, zegt ze.
'Ook wat voor Noa overlaten hoor!' zeg ik, en dip een patatje in de jam. Het smaakt verrassend goed. Als we klaar zijn, brengen we ons dienblad naar de loopband. De andere borden met etensresten schuiven langzaam voorbij, en Noa staat er met grote ogen naar te kijken.
'Mag ik het doen?' Voorzichtig zet ze ons dienblad erop. 'Dag erwtjes!' zegt ze, 'ik ga jullie missen!' en ze zwaait naar het restje dat ze op haar bord heeft overgelaten. Dan pakt ze er vlug nog een paar vanaf, en steekt ze in haar mond. 'Gaat het automatisch in de afwas?' vraagt ze, alsof er zich achter het luik een immense afwasmachine bevindt. 'Nee, daar werken mensen, die gaan het eerst allemaal sorteren, en daarna afwassen. Ga je mee?'

De juffrouw die mij een iPad overhandigt draagt een geel overhemd waar IKEA op staat. Ik voer alle gegevens in, inclusief ons huisadres. Papa's en mama's mogen niet mee, en kunnen alleen via het raam naar binnen kijken. Als ik een digitale handtekening heb gezet, doet de juffrouw het poortje open, en moet Noa haar schoenen uitdoen. Ze krijgt een naamsticker op. Het feest kan beginnen. Ze gooit Dikkie Dik met een enorme zwieper de ballenbak in, en springt erachteraan. Ze lacht van oor tot oor. Dan waadt ze door de ballenzee naar mij toe, drukt Dikkie met zijn kopje tegen het raam en zegt iets wat ik niet kan horen. Ik steek bemoedigend mijn duim op. Het is al laat en Noa heeft het rijk alleen. Het heeft iets tragisch vind ik. Een gevoel van eenzaamheid bekruipt me. Ik zie haar van de rand springen, fanatieke zwembewegingen maken, gooien met Dikkie en erachteraan waden, gooien met ballen, dan gaat ze kopje onder en klimt er weer uit om een aanloopje te nemen.

Ze trekt haar trui uit, haar gezicht is rood van de inspanning. Dikkie weggooien, erachteraan duiken, Dikkie weer weggooien. Eruit klimmen, aanloopje nemen, erin springen. Ik zie haar rondkijken. Ze duwt met haar armen wat ballen opzij. Eruit, aanloopje, erin springen. Ze gaat al duikend naar de overkant. Ze lacht, gooit met een paar ballen. Ze kijkt rond, ze zoekt Dikkie. Eruit klimmen, erin springen. Waar is Dikkie? Ze kijkt of hij zich misschien ergens bij de rand heeft verstopt. Nee, daar is hij niet. Ik dacht dat hij ergens in het midden terecht gekomen was, en zodra ze mijn kant op kijkt, wijs ik daarheen. Ze kijkt rond, gooit wat ballen opzij. Geen Dikkie. Dan klautert ze uit de ballenbak. Ik loop richting de ingang, waar ik aan de juffrouw vertel wat er aan de hand is. Ze wil zo sluiten, zegt ze, en haalt een notitieblok tevoorschijn.

'Mama, Dikkie is weg!' Zegt Noa.
'We kunnen nu niet meer zoeken, de winkel gaat zo dicht', zeg ik.
De juffrouw noteert: 'Dikkie Dik zit in de ballenbak' en zet mijn telefoonnummer erachter.
'Kom maar moppie', zeg ik.
'Maar ik wil Dikkie!'
'Je kunt nog vijf minuten zoeken', zegt de juffrouw.
Noa rent terug naar de ballenbak en kijkt wat rond. De juffrouw gaat aan de rand van de bak staan. Ik moet wachten bij de ingang. Noa waadt heen en weer door de ballen, maar het is onbegonnen werk. Een speld in een hooiberg. Ik zie haar naar de juffrouw kijken, die staat met haar handen in haar zij en zegt iets. De tijd is om, blijkbaar. Noa klimt uit de bak.
'We bellen als hij is gevonden', zegt de juffrouw, terwijl ik Noa help met haar veters. Ze is stil.

IKEA is zo ingericht dat je nog een heel eind moet lopen voordat je buiten bent, zelfs de korte route is lang. Noa wil opgetild worden, ze slaat haar armpjes om mijn nek.
'Ik mis Dikkie,' zegt ze. Er komen tranen in haar ogen.
We volgen de pijlen richting de uitgang, er lijkt geen eind aan te komen.
'Je moet papa bellen, kunnen we papa bellen?'
'Nee, die is aan het werk', zeg ik, 'en hij kan ook niks doen. Dikkie wordt wel weer gevonden.'
Maar ik ben er niet gerust op. Die zien we misschien nooit meer terug. Noa huilt, dikke tranen.
'Ik wil Dikkie! Hij is mijn lievelingsknuffel!'
'Ssst stil maar, hij komt wel weer terecht.' Ik veeg een paar tranen weg. 'En anders krijg je een nieuwe'.
Een nieuwe knuffel is iets heel anders dan een oude, maar ik doe alsof ik dat niet weet. Ik kan niets beters bedenken.
'Maar mijn oude Dikkie vind ik juist zo lief omdat hij zo lekker ruikt!'
Ik zwicht. 'Ok, zullen we papa even videobellen?'
Midden in de IKEA, tussen de keukens, bellen we papa, op zijn werk. Het is een noodgeval. Noa legt hem snikkend uit wat er aan de hand is. Ze is ook boos op die mevrouw. Die had tegen haar gezegd dat knuffels eigenlijk niet mee mochten, maar dat zei ze pas op het laatst, toen Dikkie al weg was. Papa vindt het ook heel erg, en zegt dat er meteen een nieuwe Dikkie moet komen. 'Gaan jullie maar gauw naar huis.'

Als we op de fiets zitten wil Noa mijn telefoon, om foto's van Dikkie te bekijken. 'Dan kan ik nog aan hem denken.'
Als er een piepje komt, geeft ze de telefoon aan mij. Het wordt al donker. Bij het stoplicht open ik het berichtje.
'Papa heeft een link gestuurd.' zeg ik. Hij heeft een Dikkie dik gevonden, op Marktplaats. Thuisgekomen plaats ik een bod.

Die avond slaapt Noa met een andere knuffel. Die is ook wel lief, maar lang niet zo lief als Dikkie. Ze vindt het zielig voor hem dat hij nu in zijn eentje in die grote ballenbak zit. 'Domme Dikkie dik.' zegt ze. 'Nou zie ik hem overal. Ik moet steeds aan hem denken, zelfs als ik mijn ogen dicht doe.'

De volgende dag heb ik een reactie op mijn bod: overmorgen kan ik de tweedehands Dikkie komen ophalen. Het is een schrale troost. Noa vertelt het verhaal aan iedereen die het maar horen wil.
'O jee, wat erg!' zeggen ze. 'In de ballenbak?' 'Nee toch!'
De juffrouw van IKEA zei nog dat de ballen af en toe uit de bak worden gehaald, om schoongemaakt te worden. Ik vraag me af hoe vaak dat is. Een keer per jaar? En hoe groot is de kans dat een ander kind er voor die tijd met Dikkie vandoor gaat? Noa spreekt mijn gedachte uit, zij is er ook bang voor. We moeten er niet aan denken.
Als ik met onze nieuwe tweedehands Dikkie thuiskom, is ze blij. Ik mag hem nog niet uit mijn rugzak halen.
'Zit hij in een doosje?' vraagt ze.
'Nee, in een tasje', zeg ik.
'Ok! Ik doe mijn ogen dicht! Zegt ze. 'Je moet het tasje op mijn handen zetten!'
'Welke kleur heeft 'ie, denk je?'
'Oranje!!' Gilt ze.
'En hoe groot is-ie?'
'Ongeveer zo!' Ze houdt haar handjes op een klein afstandje.
'Ja!' zeg ik, 'ogen dicht!' en zet het tasje op haar handen.
'Ogen open!'
Verheugd haalt ze de nieuwe Dikke uit het tasje.
'Dikkie!' Ze drukt hem stijf tegen zich aan.
'Hoi!' piept hij. 'Is dit jouw huis?'
'Ja!' roept Noa, 'wil je het zien?'
Dat wil hij wel. Ze begint aan een rondleiding.
'Kijk en dÍt is mijn slaapkamer.'
'Mag ik bij jou slapen?' vraagt hij.
'Ja natuurlijk mag dat!'

Een paar dagen later word ik gebeld door een onbekend nummer.
'Hallo? Wij hebben Dikkie Dik gevonden', zegt iemand.
'Dikkie Dik is gevonden!' zeg ik.
Noa kijkt mij aan. 'Dikkie Dik is er weer!' roept ze. 'Nu heb ik twee Dikkies!'
Ze is euforisch. 'U heeft iemand heel erg blij gemaakt', zeg ik.
'We komen eraan.'

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Leonieke Toering (Leidschendam, 1978) is muzikant, zangeres, schrijver en voice-over. Ze woont in Groningen sinds 1999, en studeerde af aan de RuG in 2003 (Engelse taal- en letterkunde).