Die worden allemaal vernietigd
leestijd: 5 min

In 1975 verhuisde ik van de stad Groningen naar een huisje buiten Onderdendam. Omdat ik een negotie dreef, genaamd Loodgietersbedrijf De Eeuwige Vlam, leek het me wel handig daar telefoon te hebben. Toen ik me aanmeldde bij de PTT (voor de jongere lezers: Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie) bleek dat de kabel vol zat: alle tien de lijnen waren vergeven en een nieuwe kabel, nee, dat kon nog wel een aantal jaren duren.

Ik wist dat mensen hier en daar hun telefoon deelden, door domweg een lijntje door te trekken naar de buren. Dit tegen de zin van de PTT, die flink verdiende aan de aanleg en het abonnement van een tweede toestel. En die al helemaal niet zat te wachten op het delen van een abonneenummer. Het entreegeld bedroeg namelijk 210 gulden, een enorm bedrag in die tijd.

Mijn kersverse buurvrouw bleek bereid haar telefoon met mij te willen delen en we kaartten dit aan bij de telefoondienst. De teleurstelling van de kleine ondernemer, die naar het platteland verhuist en vreest dat er zonder telefoon niet veel klanten langs gaan komen, dat verhaal wekte enig mededogen: ze vonden het zowaar goed, mits een PTT'er het tweede toestel kwam leveren en aansluiten.

De monteur kende een gehaaide schakeling waardoor, wanneer je een nummer draaide - we hebben het hier over de kiesschijf - het andere toestel niet als een reutelende mus ging tingelen. En hij onthulde mij gelijk nog een trucje met de aardtoets. Als je die indrukte en een nul draaide ging het andere toestel juist weer wél tingelen, zo kon je elkaar intern oproepen en had je dus gratis huistelefoon.

Na een korte studie met behulp van de leerboekjes Opleiding Telefoonmonteur uit de bibliotheek breidde ik mijn leidinggevend beroep (ik bezorgde de mensen water- en gasleidingen) uit. Dankzij de trucs die ik geleerd had kon ik tweede en zelfs derde toestellen professioneel aanleggen. Daartoe betrok ik telefoontoestellen uit een technische winkel van Sinkel in de Steentilstraat, die ze een beetje 'illegaal' importeerde.

Het verhaal hierachter was, dat de PTT als monopolist eigenaar bleef van zijn telefoontoestellen en niet wilde dat oude toestellen in omloop bleven, om initiatieven als het mijne te dwarsbomen. De afgeschreven exemplaren werden na inname naar België verscheept 'ter vernietiging'. Zo vertelde mij althans een medewerker van de PTT, toen ik het staatsbedrijf eens belde om oude toestellen - ze gaven die alleen weg aan toneelverenigingen, ontdaan van het binnenwerk. Ja, daar had ik dus niks aan! Tweedehandswinkels en marktkooplui wisten die toestellen in België weer te bemachtigen.

Bij het aansluiten van tweede toestellen bij mensen met een telefoonbehoefte gingen er heel wat oude bakelieten toestellen door mijn handen. Gecharmeerd door de fraaie ontwerpen in art-decostijl - de waardering voor industrieel erfgoed was aan het opkomen - begon er in mij een verzamelwoede te woekeren. Eerst fotografeerde ik ze allemaal, daarna besloot ik, bij mij thuis in een open kast, het Noord-Nederlands Telefoonmuseum te beginnen.

Na een bezoek aan het Postmuseum van de PTT in Den Haag had ik een goed beeld van alle toestellen met draaischijf die er tot dan toe in Nederland waren gebruikt en die moest ik dus allemaal hebben. Werkend en in showroomkwaliteit. Maar in winkels en op vlooienmarkten, zoals het Waterlooplein, waren de wandtoestellen veruit in de minderheid. Ook gave originele zwartrubberen krulsnoeren (aan de hoorn) waren moeilijk te krijgen. Op straat sprak ik wel eens PTT-monteurs aan en die waren vaak bereid mij een schaars onderdeel te verschaffen, zoals een nieuw krulsnoer voor een ivoorkleurige T51.

De PTT bracht telkens een setje van twee uit: een wand- en een tafeltoestel. Vanaf de jaren dertig zijn er een stuk of zes series gebruikt met de codes T##, waar ## voor het introductiejaar stond: T31, T51 enzovoort. De tafelmodellen had ik al snel in bezit (ze kostten tussen de tien en de vijfentwintig gulden), maar van de zes wandtoestellen had ik er nog maar een paar te pakken. Ik zag ze echter wel her en der in het wild hangen ...

Het plan was geboren: gewapend met een moderne kunststoffen telefoon (de bekende T65) zou ik me op de gespotte adressen melden met: 'Goedemiddag, de PTT, u krijgt een nieuw toestel!'

Ook de T65 wandtoestellen waren schaars dus ik had zowel een wand- als een tafelmodel bij me, in zo nieuw mogelijke staat en verpakt in de originele doos. Altijd mooi opgepoetst met een nieuw krulsnoer. Ik zou de bezochte PTT-abonnee proberen te verleiden een tafeltoestel te nemen.

Dat eerste doel was een oudere dame, die bij mijn vriendin om de hoek woonde. Likkebaardend had ik het prachtige T51 wandtoestel al maanden in de kamer zien hangen. Ik belde aan, sprak mijn mantra en de dame in kwestie kirde: 'O fijn, komt u binnen!' en even later: 'Ja, wát graag neem ik een tafeltoestel, m'n benen hè?'

Een vriend van mij hielp mee om de klus perfect te klaren. Omdat ik toen de terugbelrobot nog niet kende (PTT'ers konden, door eerst 7294 en meteen daarna het nummer van de aansluiting te draaien, de centrale automatisch een oproep laten doen), had ik die vriend gevraagd om voor robot te spelen. Ik belde hem op, zei 'Testoproep' en noemde het telefoonnummer, hij noteerde het en belde terug. Het toestel ging over en ik keek haar gemaakt routineus aan: 'Nou mevrouw, hij doet het hoor!'

Intussen had de dame me honderduit gevraagd hoe het was bij de PTT (prachtige baan mevrouw), of ik kinderen had, waar ik woonde. Ik verzon maar wat.

Het volgende toestel, een waarlijk antieke T31 met metalen kiesschijf, hing in een wolwinkel in de Stoeldraaierstraat. Ik stapte binnen: 'Goedemiddag, PTT, ik kom uw wandtoestel vervangen.' De reactie van de eigenaresse luidde: 'Hè hè eindelijk!'

Hier geen voorstel voor een tafeltoestel (hij hing midden in de winkel), maar toen de verwisseling afgerond was kwam de woldame op me af. 'Kunt u even boven kijken, daar staat ook nog een oudje.' Er stond een wat afgetrapt tafelmodel, ook een T31, maar die had ik al. Ik nam een bureaucratische houding aan: 'Mevrouw, daar weet ik niets van, ik had alleen de opdracht het wandmodel te vervangen. Maar ik zal er melding van maken.'

Het pièce de résistance bleek het laatste nog ontbrekende wandtoestel te zijn: een T54. Dit exemplaar hing midden in V&D, aan een betonnen zuil op de schoenenafdeling. Ik moest nieuwe gaten boren, maar er zat gelukkig een stopcontact in dezelfde zuil. Mijn vriend de robot ging nu mee om, als het faliekant mis zou gaan en ik in de kraag zou worden gevat, mijn boormachine en gereedschappen te redden. Ik hield rekening met de mogelijkheid dat het telefoonsysteem in beheer was bij V&D zelf, dus ik kón door de mand vallen. De tactiek was: snel werken zonder contact met het personeel.

Een inleidend gesprek vond ik dus niet nodig, ik begon direct het toestel van de wand te halen. Maar pas toen ik in het beton ging boren keek men op. Het beton was hard en ik kreeg het wat warm toen ik me realiseerde dat ik geen reserveboortje bij me had. Maar uiteindelijk hing de nieuwe T65 en nog geen seconde nadat ik het laatste draadje had aangesloten ging hij over! Zonder veel andere opties te overwegen riep ik naar de dichtstbijzijnde medewerker 'Telefoon!'. De man kwam aangesneld, handelde het gesprek af, hing op en keek mij verwachtingsvol aan.

'Fijn, een nieuw toestel!' begon hij. Ik glimlachte beleefd en pakte mijn gereedschappen in. Hij drentelde wat om mij heen en stak toen van wal: 'Meneer, mag ik u wat vragen?' Ik keek hem met een knikje aan. 'Dat oude toestel', zei hij, 'mag ik dat hebben, voor thuis?'

Dit was wel het laatste wat ik, in alle overwegingen ter voorbereiding van deze wisseltrucs, had kunnen bedenken. Ik antwoordde, geheel in de lijn van de PTT: 'Sorry meneer, maar dat mag ik niet doen. Die oude toestellen worden allemaal vernietigd.'

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Jan Ceulen (Den Haag, 1953). Gesjeesd filosoof, techneut uit nood, toetsenist, levensgenieter, cynicus en (dus) dol op honden.