Op het station in Sauwerd, langs de lijn naar de Eemshaven en aan de kant waar reizigers opstappen om naar Groningen te gaan, daar woont Klaartje. Een vrouw van het katachtige soort, haar donkere vacht opgesierd door rossige vlekken. Zij ligt zomers uitgestrekt op de warme tegels of zoekt de relatieve koelte op van het gras naast het spoor. In de winter schuilt ze in het wachthokje of anders opgekruld op schoot bij wie het maar toestaat. Ze ziet ze komen en gaan, de reizigers, met hun hoofden over hun mobiele telefoon gebogen. Sommigen knopen een praatje aan met een medepassagier. Anderen staren voor zich uit, peinzend over de dag die ze voor zich hebben.
In de term 'zwerver' herkent Klaartje zichzelf niet. Ze is een onafhankelijk wezen met een eigen geschiedenis. Haar eerste menselijke metgezel was een alleenstaande man. Alleenstaande mannen adopteren nou eenmaal geen kinderen. Daar zou iedereen zijn wenkbrauwen over optrekken. Maar ook alleenstaande mannen voelen de behoefte om te zorgen. Om te koesteren. Om lief te hebben. In die behoefte moest Klaartje zien te voorzien. Maar zoals dat wel vaker gaat met leegten die gevuld moeten worden, was het kleine beetje dat zij vulde alleen maar een bevestiging van die diepzwarte ruimte in zijn binnenste.
Halve liters Kanon (10% alcohol) moeten de leegte wat minder peilloos diep maken, terwijl elke teug het gat vult en tegelijkertijd een beetje groter maakt. Tot er niets meer over is van de alleenstaande man. Alleen een onbestemde ruimte met een heel klein Klaartje erin.
Haar eerste menselijke metgezel zag vroegtijdig zijn onvermijdelijke einde. Een broer uit Sauwerd met een groot huis vol lege kamers ontfermde zich tegen wil en dank over haar. Sommige alleenstaande mannen willen helemaal niemand om voor te zorgen. Of te koesteren. Of lief te hebben. Daar kijkt niemand gek van op. Behalve dan als die alleenstaande man een kat heeft. Dat vinden mensen al gauw een beetje raar. Waar Klaartje eerst te klein was om een gat te vullen was zij nu een zorg te veel en nam zij dus haar intrek maar op het station in Sauwerd.
De eveneens alleenstaande broer van de alleenstaande man brengt haar brokjes en als het koud begint te worden ook een dekentje. Want hij wil dan weliswaar niet voor een ander zorgen, hij is ook geen lul. Soms legt hij beetje natvoer voor haar neer waar een lompe reiziger vervolgens in gaat staan. Af en toe slobbert een hond haar brokjes op. Dan zie je nog waar de brokjes lagen aan een grote natte kwijlvlek op de tegels.
Haar aanwezigheid op het station is zo vanzelfsprekend geworden dat niemand meer weet dat Klaartje daar ooit niet woonde. En niemand kan zich voorstellen dat ze daar op een dag niet meer zal zijn. Niemand zal haar missen als ze er niet meer is.
Eén halte verder, op het station in Winsum, woont trouwens ook een kat.