De uit zijn krachten gegroeide kiezelsteen heeft drie vlakken in de vorm van een afgeronde driehoek. Een smalle, min of meer vlakke kant waarop hij staat, een achterkant met in het midden een knik naar buiten en een iets bollere voorkant. Hij weegt 300 gram en is ongeveer 5 bij 7 bij 4 centimeter. Met zijn koele gladde oppervlak ligt hij lekker in de hand. De afgesleten tekening van een rode bloem getuigt ervan dat ik hem inderdaad vaak ter hand heb genomen. Het was een handenarbeid opdracht geweest om de kei te beschilderen. Op de Vormingsklas, waar ik na de Middelbare Meisjes School werd opgeleid tot huisvrouw, een Sociaal Creatieve huisvrouw, dat wel. Over de hele steen schilderde ik een vlechtwerk van takjes met op de voorkant de rode bloem. Op de achterkant de eerste strofe van een nummer van King Crimson van het album In the wake of Poseidon: Peace is a word of the sea and the wind. Een zachte tekst op een harde steen. De woorden zijn afgesleten. Ik kan ze lezen, omdat ik ze me herinner. Het nummer terugluisterend vraag ik mij af wat mij er destijds in aansprak. Of het moeten de dromerige klanken zijn geweest die naadloos aansloten bij de zweverige gemoedstoestand waarin ik mijn puberteit beleefde. En dat zonder drugsgebruik! Daar was ik te schijterig voor. Liever experimenteerde ik met de lichamelijke liefde. Daar had ik een onverschrokken nieuwsgierigheid naar, vroegrijp door de warme belangstelling van mijn vader voor mijn hormonale ontwikkeling.
Over een cover van een andere King Crimsonplaat, In the court of the Crimson King had ik eens een nachtmerrie. De volgende dag toen ik bij de discotheek deze lp leende en hem thuis op de piano neerzette, realiseerde ik me dat die roze kop met die opengesperde bek me 's nachts had achtervolgd. Een voorspellende droom! Niet dat ik achtervolgd was die dag (dat kwam weleens voor) maar dat ik nou net dié plaat bij de discotheek had uitgezocht! Het moet iemands verjaardag zijn geweest, want oma was op bezoek en die kwam nooit zomaar langs. Wij kwamen bij háár. Op audiëntie, elke zondag. Tot onze gesprekstechnieken zo ontwikkeld waren dat mijn ouders niet langer argumenten hadden om ons te dwingen.
Oma bekeek de platenhoes misprijzend. Zo was zij. Toen mijn moeder 16 was had oma tegen haar gezegd dat als ze moest kiezen tussen haar kinderen (mijn moeder en haar broertje) en haar man, ze voor de laatste zou kiezen. Voor een onderwijzersvrouw had zij weinig kaas gegeten van opvoedkunde.
De vormingsklas zou ik met een verse vriendin doorlopen. Het was een soort tussenjaar voor meisjes die niet meteen na de middelbare school wilden trouwen, maar ook niet wisten wat ze dan wel wilden. Had ik nú mijn middelbareschooldiploma gehaald, dan was ik gaan backpacken en daarover gaan podcasten. Mijn vriendin zakte voor haar eindexamen en moest het jaar overdoen. Als enige MMSer tussen Mulomeisjes was ik meteen de oudste, de MULO duurde vier jaar, de MMS vijf. Het niveauverschil werd pijnlijk duidelijk tijdens de lessen Nederlands en Engels. Om niet al te veel uit de toon te vallen, ik droeg al de kortste én de langste rokken, schakelde ik tijdens die lessen een tandje terug.
Van King Crimson hadden de klasgenootjes nooit gehoord. Zij luisterden naar George Baker en Anita Meijer en kwamen uit dorpen als Heino en Raalte. Op eenzame hoogte bevond ik mij. Doordat we een jaar eerder ook al verhuisd waren naar de nieuwste nieuwbouwwijk in Zwolle, was ik mijn vrienden kwijtgeraakt. Ik had geen nieuwe gemaakt. Zo zat ik elke avond alleen op mijn kamertje. Als mijn vader dan kwam vragen waarom ik niet gezellig beneden kwam zitten, antwoordde ik met de tranen brandend achter mijn ogen: `Ik ben wel alleen, maar niet eenzaam.' Zo gezellig vond ik het bovendien niet beneden. Met een moeder in de overgang die, zoals ze in haar dagboek schreef: als een briesend paard door de wei wilde rennen, en twee jongere broertjes die in hun eigen tienertoer zaten. Dan nam ik de koele kei ter hand en las de woorden: Peace is a word of the sea and the wind... Ze boden mij troost. Zo veel groter en veelomvattender als ze waren dan mijn kleine eenzaamheid.
Peace is a word
Of the sea and the wind
Peace is a bird who sings
As you smile.
Peace is the love
Of a foe as a friend;
Peace is the love you bring
To a child
Searching for me
You look everywhere,
Except beside you.
Searching for you
You look everywhere,
But not inside you.
Peace is a stream
From the heart of a man;
Peace is a man, whose breath
Is the dawn.
Peace is a dawn
On a day without end;
Peace is the end, like death
Of the war.