1.
Ik zit aan de bar in café El Chapultepec in Denver. Op de televisie is een oude, geluidloze aflevering van de cowboyserie Gunsmoke te zien, en Janis Joplin zingt vanuit de jukebox 'freedom is just another word for nothing left to lose'.
Er mag niet worden gedanst in het café en aan de muur hangen foto's van Art Pepper, Stan Getz, Gerry Mulligan en Hank Mobley. Ze speelden hier allemaal, ook Bill Clinton en Frank Sinatra trouwens.
Aan de bar zit een man die op Willie Nelson lijkt en gisteren een nieuwe heup heeft gekregen. Een dikke man met een kleine snor en een glimmend geel jasje praat op hem in.
De deur van de wc gaat open en Jerry komt naar buiten. Jerry is even in de zaak, terwijl hij eigenlijk nooit op maandag in de zaak komt. Maar het is de dag van de wedstrijd, en hij heeft goede kaartjes. Hij gaat naar de Colorado Rockies tegen de San Diego Padres, aan de overkant, in Coors Field, het baseballstadion van de Rockies. Jerry heeft een baseballcap op die hij van zijn Mexicaanse schoonzoon heeft gekregen.
Jerry (82) heeft in de jaren vijftig Jack Kerouac en andere beatnicks nog uit zijn zaak gedonderd. Of ik dat wel wist, want hij kan de plek nog precies aanwijzen waar hij Jack een schop onder zijn reet verkocht.
Ik neem een hap van mijn hot burrito's en een slok van mijn ijskoude Budweiser.
Mannen in baseballshirts drinken zich in voor de wedstrijd. Ze staan in groepjes bij elkaar aan de bar, of gooien om de beurt een munt in de jukebox.
Ze gaan de wedstrijd zien, op deze maandagavond in oktober.
2.
Ik zit op een krantenbox, op de kruising van de Market Street en de 20th Street in Denver.
Ik zie mensen lopen naar het Coors Field, het stadion van de Colorado Rockies dat op deze maandagavond thuis speelt tegen de San Diego Padres. Ze zijn in groepjes, in paars en zwart gekleed en zwaaien opgetogen met hun kaartjes naar zwarte-kaartenhandelaren. Ze hebben goeie zin, en willen snel naar het stadion.
Ik zit op mijn handdoekje van de Rockies dat ik een uur eerder kado heb gekregen. Voor de hoofdingang speelde een derderangs John Cougar Mellencamp met een vijfderangs Al Green. Het was een warm up-concert, voor de wachtende fans die allemaal een handdoekje kregen.
Ik kocht ook nog een paarse ketting, voor mijn dochter, en een badge van de Rockies. Ik doe ze in mijn tasje waar ook een cowboyoverhemd en een cowboysjaal in opgevouwen liggen, beiden 's middags gekocht bij Rockmount Ranch Wear.
Een zwarte familie verkoopt ijs aan vier mannen in kostuum, maar met wel een petje op van de Colorado Rockies.
Een jongetje wacht samen met zijn vriendje op zijn vader. Ze worden gadegeslagen door een magere grijze vrouw die eerder met hoge stem bijbelse liederen zong, daarbij zich begeleidend met een tamboerijn.
Aan de overkant van het stadion lopen de cafés leeg. Een blonde vrouw probeert op hoge hakken vaart te maken. Overal klinkt geschreeuw.
Een dikke zwarte zegt de beste geroosterde pinda's van Colorado te verkopen.
Over een kwartier begint de wedstrijd. Er kan niemand meer bij, in het stadion.
3.
Ik zit op het dak van de Cowboy Lounge, op honderd meter van het Coors Field in Denver, waar de Colorado Rockies tegen de San Diego Padres spelen. Ik zie de stadionlichten en de bovenste ring.
Op het dak staat een televisie met een enorm scherm.
Ik drink Fat Tyre, een donker bier uit Denver. Naast me zit een fotograaf uit Berlijn, en naast ons twee inwoners van Boulder, een stad iets verderop. Hij is ingenieur en zij heeft Engelse literatuur gestudeerd maar werkt nu in een dierenkennel als verzorgster.
Twee zeer dikke zwarten, begeleid door een blond tenger meisjes, eten grote bakken met gekruide kippenpoten leeg en lachen om elke misslag van de San Diego Padres.
Aan de overkant is de The Tavern en ook daar is op het dak een bar en een televisiescherm, zoals elk café in Denver nu fans huisvest die geen kaartje konden krijgen.
In het Coors Field zitten bijna vijftigduizend mensen, en wij zitten hier. De ingenieur heeft vandaag een nieuw blauw pak gekocht. Hij gaat werken bij een ander IT-bedrijf in Denver. Zij zou heel graag meer Amerikaanse literatuur willen lezen, zoals van John Steinbeck. Maar als ze 's avonds thuis komt is ze te moe en kijkt ze liever televisie.
Ik neem een slokje van mijn Fat Tyre en kijk naar de sterren.
4.
Ik lig alleen in mijn kamer in La Quinta Inn, aan de rand van Denver.
Ik ben hier afgezet door een taxichauffeur die ons door een doodstil Denver had gereden. Bij een benzinestation kocht ik een sixpack Miller's Genuine Draft en een zakje geroosterde pinda's.
Ik blader door Book of Sketches van Jack Kerouac, en denk aan de jonge Jack die nog in Lowell aan de oostkust woonde en thuis zijn eigen baseball-universum bouwde. Hij bedacht zijn eigen competitie, met eigen kranten die de wedstrijden versloegen. Wino Love, Warby Pepper, Heinie Twiett, Phegus Cody and Zagg Parker, waren de verzonnen spelers waar het om draaide.
Uiteindelijk schreef hij zelfs een romantische baseballroman, Raw Rookie Nerves.
Toen hij eenmaal op weg was van de oost- naar de westkust en strandde in Denver, zag hij hier op een avond in een onaanzienlijke buurt een baseballwedstrijd, waarschijnlijk in augustus 1947, en dacht tijdens het kijken na over zijn leven, en zijn toekomst als man die geen jongen meer is.
"It was the Denver night here in the streets of the real Denver, and all I did was die. What had I gone and done with my life, shutting off all the doors to real, boyish, human joy like this?"
Dan is er opeens overal geluid. Ik hoor getoeter en geschreeuw en ik loop naar buiten. Auto's met open ramen rijden richting de highway. Een dronken oude man zwaait met zijn fles bessenlikeur.
Ik zet de televisie aan, en zie nog meer blijdschap. Honkbalfans weten niet wat ze moeten zeggen, en zeggen eigenlijk alleen maar dat ze blij omdat ze zo blij zijn dat ze blij zijn.
De hele nacht klinkt het geluid van de overwinning. De stad gromt.
Mat Holliday landde met een snoekduik op de thuisplaat, en daardoor wonnen de Colarado Rockies met 9-8 van de Padres, in de dertiende inning, na vijf uur.
Ik ga pas slapen als de sixpack op is.