Het eerste randje ochtendrood verscheen onder het hemeldak. Het was nog vroeg toen we vertrokken, met goed gemoed en zware bepakking. Op vakantie in Ierland gingen we. De vliegtickets waren geboekt toen de studiefinanciering werd uitgekeerd, de reis diende zich aan toen die ruimschoots was uitgegeven. Maar dat deerde niet, we konden onze tent, ons hebben en houden, immers dragen op onze rug. We namen een gasstelletje mee, instantkoffie en 'betonmix' (havermout, poedermelk, noten, rozijnen en Smarties). Verder zouden we wel zien.
Eenmaal geland in Dublin hadden we een vaag plan bedacht, om de Wicklow Way te lopen. Een mooie route door glooiende Ierse heuvels, met op de route trekkershutten voor wandelaars. Een bus bracht ons een eindje op weg, naar het plaatsje Roundwood, en toen we daar waren kleurde de hemel intussen van oranje naar rood en dieppaars. Een tent zet je idealiter op als het nog licht is, maar liever niet langs de weg. De eerste keuze, naast een kalme rivier, viel af toen we opmerkten hoe hoog de begroeiing pas begon. Zeker tot mijn middel groeide er niets op de oever, wat zoveel betekent als dat deze kalme rivier onstuimig kan worden en uit zijn voegen kan treden.
Omdat we het laatste beetje licht in rap tempo verloren, besloten we over een hek te klimmen. En de nacht door te brengen op het land van een boer. Die nacht droomde ik dat er een gigantische herdershond in mijn gezicht stond te blaffen, terwijl een woeste boer met een rode baard ons in de slaperige ogen scheen met een zaklantaarn.
De volgende morgen pakten we bij het eerste daglicht onze spullen, want geheel onrealistisch was mijn droom niet geweest. Een paar kilometers verder, met een flinke klim achter de rug en zonder eten in onze magen, vonden we de eerste trekkershut. Op de vuurplaats maakten we vuur en vonden voor het eerst de rust om om ons heen te kijken. Het was een prachtige dag en de heuvels schitterden als juwelen in de zon. Het landschap was stoer en liefelijk tegelijkertijd. Die nacht brachten we door in de wildernis, ik sliep diep en toch onrustig met bizarre dromen over mythische wezens.
De volgende dag was een stuk natter dan daarvoor. We maakten een afdaling, voorzichtig langs een natuurlijke trap van rotsen en stenen die glad waren door de regen. Bij een volgende trekkershut zat een Duits stel, dat fluisterend met elkaar praatte en zich zo snel mogelijk uit de voeten maakte. Een eenzame wandelaar uit Tsjechië bleef over. We aten samen en maakten vuur om onze natte kleren te drogen. Het was al lang donker toen op het pad een groep Ierse mannen verscheen. Ze waren doorweekt en droegen hun spullen in grote boodschappentassen aan hun armen. Ondanks dat hun kleren verzadigd waren met water en de boodschappentassen op z'n minst ongemakkelijk moeten zijn geweest om te dragen, waren ze uitermate goed gemutst. Ze hadden in een dorp verderop meegedaan in een drumcirkel, vertelden ze. De boodschappentassen bevatten dan ook voornamelijk trommels. En een triangel en een koebel.
De leren waren totaal niet muzikaal, vertelden ze, maar zagen niet in waarom muziek maken voorbehouden moest zijn aan mensen die muzikaal zijn. In de trekkershut werd het met de extra mensen een stuk behaaglijker. Uit een andere boodschappentas trokken ze blikjes bier tevoorschijn en een fles whiskey. Niet veel later zaten we met z'n allen in een kring. Iemand sloeg op een trommel, en nog eens en nog eens, tot zich een ritme begon te vormen waar iemand anders op inhaakte. Langzaam vormde zich iets bijzonders, als een soort gezamenlijke trance, ongetwijfeld geholpen door de drank. Het was een soort verbondenheid die ik nog nooit eerder had ervaren. Een gevoel van eenheid met deze mensen in dit mythische landschap. Ik wist meteen dat dit moment waardevoller was dan een dure en luxe vakantie, omdat deze ervaring voorgoed in mijn geheugen gegrift zou staan.
De volgende dag ging ieder zijns weegs. De rest van de vakantie was mooi. We waren berooid vertrokken en kwamen berooid weer thuis, maar deze vakantie zouden we nooit vergeten.