Mijn eerste brommer was de brommer van mijn moeder, een blauwe Peugeot 102. Het was een typische damesbrommer. Hij had geen versnellingen en ook geen koppeling, alleen maar een gashendel die aan het stuur vastzat. Maar het was wel een brommer. Gaf ik gas, dan spurtte ik vooruit, was ik zo van de ene kant van de straat aan de andere kant, een blok om, twee blokken om, hup, op de Kustweg, op de dijk.
Inmiddels was ik 15 jaar. Officieel mocht ik nog niet rijden op een brommer, maar ik kon makkelijk voor een 16-jarige doorgaan. Ik werd nooit aangehouden. Ik mocht er sowieso niet mee naar het centrum van Delfzijl, maar ook op de lange Kustweg, die samen met de Tunnelweg Delfzijl-Noord verbond met de rest van ons havenstadje, werd ik nooit aangehouden. Ik was maar wat blij dat ik van mijn ouders op de Peugeot 102 mocht rijden. Zeker als ik even vol gas kon rijden, dan wapperden mijn lange, donkerbruine krullen om mijn hoofd heen en weer.
Ik had er lang om gezeurd net zulk lang haar te willen als Han en de hippies die ik bewonderde. Vanaf mijn 15e verjaardag hoefde ik niet langer met mijn vader en mijn broertje mee naar de kapper aan de Jachtlijn in Delfzijl-West. Ik mocht het nu zo lang dragen als ik wilde, mits ik het maar regelmatig waste. Helaas had ik krullen en zakte mijn haar nooit verder dan tot net boven mijn schouders. Han - wiens steile Indo-haar soms tot beneden zijn billen hing - stelde op een dag voor om mijn krullen met de krultang van zijn moeder recht te maken. Ik was wel benieuwd hoe lang mijn haren dan zouden blijken te zijn. Misschien wel tot onder mijn schouderbladen. Ik zag ernaar uit, ik wilde het dolgraag weten, maar toen Han op me afkwam met de hete krultang van zijn moeder in de handen en het puntje van zijn tong uit de mond, raakte ik in paniek. Temeer daar de tang er ook nog eens sissende stoomgeluiden bij maakte. Onverrichter zake ging ik maar weer naar huis.
Gelukkig mocht ik even later van mijn ouders op de damesbrommer van mijn moeder rijden. Daar had ik weleens eerder op gezeten, maar dan louter als passagier, wanneer mijn moeder en ik op de vrijdagavond naar de bibliotheek gingen. Dat was telkens weer een hachelijk avontuur. Ik was bij lange na niet zo dik als nu, maar ook toen was ik al een stevige knul. En mijn moeder was een klein vrouwtje bij wie ik mijn armen stevig om de middel sloeg zodra we op de brommer zaten. Door de manier waarop mijn moeder gas gaf, ging de brommer altijd schokkend en schuddend vooruit.
Toch ging ik altijd weer mee als ze vroeg of ik nog iets uit de bibliotheek bliefde. Voor de puber die ik destijds was, draaide dat vooral om de ervaring om 's avonds door het centrum van Delfzijl te rijden. In die tijd gaf ik amper iets om boeken. Sowieso las ik het liefste strips. Op de een of andere manier slingerden we het meeste heen en weer op de brommer op de weg terug. Misschien lag dat aan de zeewind wanneer we over de lange Kustweg reden, misschien aan de plastic tas vol boeken die we opgehaald hadden (Engelstalige thrillers voor mijn moeder en gebonden strips voor mijzelf). Maar het was zeker het slecht verdeelde gewicht, met mijn moeder voorop en ik met al mijn kilo's achterop die de brommer en vooral de schokbrekers moesten zien te torsen. Weliswaar gingen we vooruit, maar we zwabberden heen en weer als een dronken zeeman na een bezoek aan café Blauw in het centrum. Wonder boven wonder kwamen we altijd weer zonder kleerscheuren thuis.
Vanwege mijn voorkeur voor strips vond ik het in de voorgaande jaren trouwens nooit zo heel erg vervelend wanneer ik met mijn vader en mijn broertje naar de kapper aan de Jachtlaan in West moest. Dat was altijd op een zaterdagochtend en dan was het afgeladen vol bij de kapper. De dames zaten allemaal in de grote salon achter en de heren zaten allemaal bij elkaar aan de voorzijde van het pand. Daartussen zaten wij jongens op de grond in de Pep- en de Sjors-stripmagazines te lezen. Daar hadden we alle tijd voor, want het duurde in de regel een uur of twee voordat je aan de beurt was. Hoe ouder ik werd, des te triester ik het vond om weer met een kortgeschoren bos haar naar school te moeten gaan. Maar intussen was ik wel weer helemaal op de hoogte wat betreft de avonturen van mijn grote stripheld, de cowboy Mike S. Blueberry.
Toen mijn moeder ontslag had genomen als administratief medewerkster in een van de factoorkantoren aan de oostzijde van de haven van Delfzijl, kwam de blauwe Peugeot 102 in een hoekje van de schuur te staan. Het ding werd niet langer gebruikt en al snel waren er spinnenwebben op zichtbaar. Mijn vader kon dat op den duur niet meer aanzien en na overleg met mijn moeder werd besloten dat ik op de brommer zou mogen rijden zodra ik 16 jaar was. Tot die tijd bleef de brommer in de schuur staan. Maar zo heel nu en dan mocht ik er alvast een stukje op rijden om het te leren. Dat mocht dan alleen aan het einde van de middag, wanneer de meeste Delfzijlsters aan tafel gingen.
Gewoonlijk bleef ik in de buurt, maar allengs breidde ik mijn routes uit. Ook dan bleef ik nog steeds in Delfzijl-Noord. Het liefste reed ik binnendoor naar het instructiebad onder de dijk, dan voorbij het zwembad, waar de vrouw van onze badmeester inmiddels de kas aan het tellen was, en zo de dijk omhoog aan de westelijke opgang naar het Eemshotel. Daarboven had je een mooi uitzicht op het centrum van Delfzijl met de kerktorens van de Hervormde Kerk en de St-Jozefkerk en de wieken van molen Adam, maar ook van het station en het spooremplacement langs de provinciale weg naar de stad. Aan de andere kant van de dijk was er de grijze, kille zee.
Geregeld voelde ik daarboven op de dijk de wind door mijn haar blazen. Dat was inmiddels behoorlijk gegroeid sinds ik niet langer meeging naar de kapper in Delfzijl-West. Maar zoals gezegd bestond het voornamelijk uit krullen. Echt lang wilde mijn haar niet worden. Soms gebeurde het daar op de dijk al, maar eenmaal op de Kustweg terug naar huis, dan was het altijd raak. Hoe harder ik dan op de brommer reed, des te meer rijwind ik om mijn hoofd te verduren kreeg. Die wind dook in en onder mijn haar en liet mijn krullen vrijuit wapperen. Nadat ik de brommer had geparkeerd in de schuur, liep ik met een brede grijns achterlangs door de tuin naar de keuken van ons huis in Delfzijl-Noord.