Badmeester Meijer
leestijd: 6 min

Elke ochtend zagen we hem naar het zwembad toe lopen: badmeester Meijer met zijn kogelronde buik. Ik had het stripboek 'Lucky Luke en de Blauwvoeten'. Op basis daarvan meende ik dat de gigantische buik van badmeester Meijer een pepperbelly was. Mijn vriendjes, met wie ik stripboeken uitwisselde, dachten ook dat het zo was. Badmeester Meijer met zijn pepperbelly.

De badmeester liep van zijn huis de Saturnusstraat uit naar de dijk, waar hij afboog in de richting van het centrum van Delfzijl. Het zwembad van ons havenstadje lag onder de dijk, ter hoogte van het Eemshotel. Eigenlijk was je er zo, maar er waren daar geen huizen aan de Kustweg. Daarom leek dat stuk - langs de verkeerstuin, het oostelijk stuk van het park, de camping en het door hoge bomen omheinde terrein van de jeugdherberg - altijd wat langer te duren.

De badmeester had een statige tred die paste bij zijn functie en zijn aanzien in Delfzijl. Voor ons kinderen was het zo dat de baas van ons stadje natuurlijk de burgermeester was - die man met de gouden ambtsketting die we zo nu en dan weleens zagen - maar direct daarna kwam de badmeester. Dat kon niet anders. Want onze badmeester was nog meer dan politieagenten een autoriteit waarmee niet te spotten viel.

Zodra je ook maar even aan het klieren was in het zwembad, werd je door badmeester Meijer gecorrigeerd. Meestal gebeurde dat met een fluitsignaal maar soms werd je naam opgeroepen via een geluidssysteem, waarvan de speakers op het badmeesterhok waren opgesteld. Deze ruimte bevond zich op de hoek van de zontribune, zodat de badmeesters en badjuffrouwen zowel zicht hadden op het ondiepe deel aan de oostzijde van het bad als op het diepe aan de westkant. De badmeester kwam intussen zijn hok uit om je even flink de oren te wassen.

De meeste kinderen speelden in het ondiepe bad. Op mooie dagen waren er honderden in het openluchtzwembad. Toch wist badmeester Meijer van ons allemaal op zijn minst de achternaam. Ik woonde bij hem om de hoek, dus als ik zat te kloten en te klooien, dan kreeg ik steevast te horen: 'Jan Mensema, hou daar als de sodemieter mee op!' Wat ik natuurlijk prompt deed. Er waren dagen dat ik liever De Vries van achteren had geheten, zoals Harmen, die altijd generiek op z'n donder kreeg: 'Jij van De Vries, stop onmiddellijk met bommetje springen!'

Voor ons zwemdiploma moesten we een halfjaar lang zwemles volgen op de maandagavond in het overdekte instructiebad naast het openluchtbad. Jongetjes en meisjes deden dat gescheiden. Hoewel we hem wel hadden verwacht, werd de zwemles nooit door badmeester Meijer gegeven, maar door een aardige mevrouw, van wie we allemaal zeiden dat die zo je moeder kon zijn.

Het mooiste onderdeel van de les waren de laatste vijf minuten van het uur, waarbij we mochten doen waar we zin in hadden. Meestal werd het dus duiken, bommetje springen en trefbal. Toch kon het ook gebeuren dat we nog liever dan dat scheetgeluiden met een vlakke hand in de oksel probeerden te maken. Voor ons jongetjes was dat net zo'n respectabele vaardigheid als fluiten met tweemaal twee vingers in de mond. De examinering werd wel weer gedaan door badmeester Meijer, in het diepe deel van het openluchtbad. Dit deed hij meestal op een middag wanneer er nauwelijks bezoekers in het zwembad waren.

Zelfs met het zwemdiploma op zak, bleven de meesten van ons in het ondiepe deel van het bad. In het diepe moest je immers echt zwemmen, zoals de baantjestrekkers die er eind jaren zestig ook al waren, ook al waren het vaak niet meer dan een stuk of drie oudere mensen. Wij bleven liever in het ondiepe.

Het water in dit deel van het zwembad was ter hoogte van het pierenbadje niet meer dan dertig centimeter diep. Maar liep je dan door naar de achterzijde van het ondiepe, dan was het ongeveer een meter diep. Daar speelden wij kinderen het liefst. We mochten er dan wel niet duiken - badmeester Meijer zag daar erg streng op toe - maar we konden er wel trefbal spelen, waarbij je, zodra je geraakt werd, net als een neergeschoten indiaan in een cowboyfilm, spectaculair naar de bodem kon duiken. De anderen konden daar iets van zien, maar dat was niet erg. Het ondiepe werd van het diepe gescheiden middels een oranje touw met oranje bolletjes daaraan.

Op bijzonder zomerse dagen droeg badmeester Meijer een zonnebril. Die nam mevrouw Meijer dan voor haar echtgenoot mee. Op woensdagmiddag zat zij altijd achter de kassa. Een kaartje voor een volwassene was 45 cent, eentje voor een kind kostte 15 cent. Zij was ouder dan mijn moeder, maar jonger dan mijn Nederlandse oma. Ze was een echte moeke, met een bril op, op het puntje van haar neus. Ook als er kinderen waren die langzaam hun centjes uittelden, wachtte zij geduldig en keek ze glimlachend toe. Op zulke warme zomerdagen lagen de tieners vaak te zonnen op de witte bunker naast het instructiebad. Vanaf de dijk konden we ze zien liggen, in hun bikini's en zwembroeken, op hun uitgespreide baddoeken.

Ondertussen liep badmeester Meijer heen en weer voor zijn hok met zijn indrukwekkende zonnebril op zijn dikke neus. Zijn armen die uit zijn witte, flanellen shirt staken waren roodbruin. Ook droeg hij een pet, maar die had hij sowieso elke dag op. Het was een zeemanspet met een glanzend zwarte kap en een embleem met een ankertje erin op een donkerblauwe bies op wit textiel. Mijn pa, die zelf lange tijd zeeman was geweest, zei dat hij van buurman Abels gehoord had dat de badmeester vroeger ook had gevaren.

Alleen gedurende de zomer en de nazomer droeg badmeester een korte broek. Een korte boxem. Daaronder staken zijn benen uit, die eigenlijk tamelijk dun waren. Vanaf zijn enkel tot aan zijn knie droeg badmeester Meijer opgetrokken witte kousen. Die dingen konden verschrikkelijk jeuken, maar de badmeester maalde daar niet om. In plaats daarvan staarde hij continu over het water van het zwembad heen en zodra er ook maar iets gebeurde waarbij jezelf of andere zwemmers in gevaar konden raken, trad hij op. Als je mazzel had, deed hij dat alleen maar met zijn fluit. Dan keek je om, dan zag je hem gebaren en dan deed je dat niet weer. Aan het einde van de middag, wanneer het bad weer leeg en verlaten was, liep badmeester Meijer terug naar huis. Met zijn machtig mooie, kogelronde buik fier vooruitgestoken. Zijn vrouw was al vooruit naar huis toe gefietst en zette het eten op.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Bill Mensema (Delfzijl, 1960). Halve Nederlander, halve Engelsman, halve Australiër, computerprogrammeur, radiomaker, striptekenaar, rocker, naaktmodel, notulist, taxichauffeur, copywriter, columnist, maar vooral schrijver.