Mijn vader, een groot voetballiefhebber, stierf in de zomer van een nieuw decennium dat glorieus was ingeluid met het winnen van de Europacup I door Feyenoord, als eerste Nederlandse club. Een van de laatste dingen die hij als gezond man in de krant las, was het bericht dat de Rotterdammers hun recettes in de aanschaf van een groot aantal huurwoningen gingen steken - volgens mijn vader een financiële meesterzet waarmee de club van Kindvall, Hasil en Van Hanegem de hegemonie over het Nederlandse voetbal had veiliggesteld. Dat een Amsterdammer met zoveel warme bewondering over een Rotterdamse club kon spreken, had in zijn geval een simpele reden: mijn vader hing niet Ajax aan, maar DWS - de club van de Spaarndammerbuurt en Staatsliedenkwartier, die in 1964 een uniek wapenfeit had geschreven door als promovendus in één keer kampioen van de Eredivisie te worden, met spelers als de kittige (vergeten voetbalwoord) rechtsback Frits Flinkevleugel en de elastieken doelman Jan Jongbloed, die het Nederlandse elftal haalden en als aanvulling op hun semiprofcontract een sigarenwinkel kochten. Maar bij dat wapenfeit was het gebleven. In het seizoen 64/65 had ene Johan Cruyff zijn debuut bij Ajax gemaakt en was DWS seizoen na seizoen dieper naar onderen gedrukt, tot de supporters geen andere vreugde meer konden ervaren dan het succes van Feyenoord.
Na mijn vaders dood schreef mijn puberale logica voor dat DWS het morele evenwicht in de kosmos zou herstellen met een nieuwe opmars. Het werd mijn eerste confrontatie met de afwezigheid van iedere logica bij de dingen die er in het leven echt toe doen. DWS gleed alleen maar verder af en eindigde het seizoen 71/72 alleen maar boven de degradatiestreep omdat Volendam en Vitesse nóg slechter waren.
In de zomer daarop volgde een nieuw drama: DWS, met zijn oogstrelende zwart-blauw gestreepte shirts, staakte de strijd tegen de ondergang en fuseerde met Blauw Wit tot FC Amsterdam. Lullige naam vond ik dat. Lullig tenue ook: rode broek en wit shirt. Met het Lieverdje (van het Spui) als clubembleem. Sjeezes.
Blauw Wit leverde maar één basispeler: ausputzer Jan Fransz, die als een rugpatiënt over het veld sukkelde en de absurd hoge leeftijd van 36 jaar had, met grijs haar om mijn vernedering als supporter compleet te maken. Flinkevleugel was onderhand ook al in dertig, nog altijd kittig en goed voor Amsterdamse humor in interviews, maar wat oogde hij nietig in dat witte shirt op de elftalfoto! Het was me nooit zo opgevallen in het flatteuze zwart-blauw van DWS, maar Frits, de adremme kuitenbijter, was een dwerg. Geldschieter-voorzitter Dé Stoop kocht nog wat onbeduidende bankzitters weg bij andere clubs en er volgde in 72/73 een bijrol onderin de middenmoot. Ik hing de Lieverdjes aan met al mijn vaderloze hartstocht, maar plezier beleefde ik niet aan ze. Aan het eind van het seizoen won Ajax zijn tweede Europacup 1 op rij. Tegen Inter Milan, in de legendarische zwart-blauw gestreepte shirts. In het stadion van Feyenoord, dat in de voorafgaande maanden al zijn grandeur had ingeleverd.
En weer werd het zomer, en weer dreigde er een drama. Het gerucht ging dat FC Amsterdam, waar geen hond was komen kijken omdat de binding met DWS'ers en Blauw Witters nihil was, failliet en wel uit het betaalde voetbal zou verdwijnen. Zonder mijn lp's van de Kinks, Rolling Stones en Led Zeppelin was ik die zomer een héél somber jongetje geworden.
Van dat faillissement kwam het nét niet, maar de club ging de nieuwe competitie in met de nu toch wel erg oude Flinkevleugel en Jongbloed, de ronduit fossiele Fransz en een linksback die Rob Bianchi heette en uitblonk in het met bal en al over de zijlijn dribbelen. Voorin een paar anonieme tieners die bij amateurclubs waren weggeplukt: Gerard van der Lem kwam van Zeeburgia na ooit wegens luiheid bij Ajax te zijn weggestuurd. Nico Jansen had linksback gespeeld bij SDW, werd de Beuker van de Jordaan genoemd en had alle gebrek aan techniek om die bijnaam eer aan te doen.
De openingswedstrijd van het seizoen zou thuis zijn tegen PSV, dat de gebroeders Van de Kerkhof en de Zweedse wonderspits Edström had gekocht om aan de heerschappij van Ajax te tornen. Ik moest en zou bij dat bloedbad aanwezig zijn, als morbide eerbewijs aan mijn vader, en zeurde bij mijn moeder het geld voor een kaartje los.
Het was zonnig, die eerste competitiezondag van 73/74. Het Olympisch Stadion zat halfvol mensen die dat imposante nieuwe PSV weleens wilden zien. En Gerard van der Lem wervelde negentig minuten lang over het veld. Nico Jansen werkte de bal met PSV-verdedigers en al in het doel, Fransz was onpasseerbaar, Flinkevleugel kleineerde René van de Kerkhof en Jongbloed had in die eerste wedstrijd al de vorm die hem op het WK van 74 terug zou brengen in het Nederlands elftal, op bevel van Johan Cruyff. PSV won verder al zijn wedstrijden en onttroonde Ajax.
Iedere puber heeft zo'n jaar nodig. Mijn moeder begreep dat en verhoogde mijn zakgeld zodat ik naar alle thuiswedstrijden kon. Marathontribune Vak C. Er werd veel, heel veel gewonnen, de plukjes toeschouwers groeiden aan tot plukken en de Lieverdjes plaatsten zich voor de UEFA Cup van 74/75.
En dát jaar werd nog veel mooier. Weer hoog meedraaien in de Eredivisie, gewoon weer met Flinkevleugel, Fransz en Jongbloed. Wat voelde ik mijn vader dicht bij me toen ik tussen de vijanden in De Meer zat en we Ajax met 2-4 afdroogden na met 2-0 te hebben achtergestaan. We wonnen van Feyenoord in de Kuip. We wonnen in de UEFA Cup van Inter Milan, met blauwzwarte shirts en al, in San Siro. We versloegen Fortuna Düsseldorf. We waren de laatste Nederlandse club die nog meedeed in het toernooi. Lange neus naar Ajax. We hadden een prachtig okergeel uittenue. We kregen er nieuwe onwaarschijnlijke sterren bij met de slungelige linkerspits Geert Meyer en Heini Otto, een middenvelder met de motoriek van een giraf maar een onfeilbare pass. We konden de hele wereld aan. Tot Nico Jansen een gele kaart te veel pakte en we het zonder hem tegen FC Köln moesten opnemen. Trainer Pim vd Meent bedacht de meest logische oplossing: voor Jansen zou ene Klaas Karte spelen, overgekomen van de amateurs van Uithoorn, waar hij linksback had gespeeld - zwartharig maar verder in alle opzichten het evenbeeld van Snoetje, zoals we Nico liefkozend waren gaan noemen.
Geen method actor heeft zich ooit zo in zijn rol ingeleefd als Klaas. Zinderend van vechtlust kwam hij in Keulen het veld op. De scheidsrechter blies het beginsignaal, Klaas rende op de eerste de beste Duitser af, zette met beukend geweld een tackle in en de Lieverdjes verloren na zijn rode kaart met 5-1. Klaas werd omgedoopt in Klaas Karate en speelde geen wedstrijd meer. Zo moest het ook eigenlijk wel zijn, vond ik. De voorbije jaren hadden me gesterkt en een goed gevoel voor tragiek bijgebracht.
Ik ben daarna nooit meer bij een wedstrijd geweest. Ook niet toen het Olympisch Stadion zo leeg werd dat de FC zijn wedstrijden op een bijveld ging afwikkelen, en degradeerde, en nooit meer enig uitzicht op een revival had. Zo groot was mijn gevoel voor tragiek nou ook weer niet. En er was een meisje met bruine ogen om verzoening in te vinden. Het werd tijd om aan mijn oude leven te verzaken. En zo stierven de Lieverdjes.