1. Knap gedeformeerd
    (18 april 2020)
  2. Iets warmers
    (11 april 2020)
  3. Tot snel
    (28 maart 2020)
Knap gedeformeerd
leestijd: 3 min

Een vriend van de middelbare school, waar het contact mee verwaterd is, lijkt het een leuk idee om weer eens af te spreken. Via Facebook hint hij erop dat Faith No More binnenkort naar Nederland komt. Daar reageer ik niet op. Dan doet hij een concreet voorstel om samen naar de musical Lazarus van David Bowie in het DeLaMar Theater te gaan. Ik geef eerlijk toe dat ik dat niet zie zitten. Ik beleef geen plezier meer aan concerten, theater- of bioscoopbezoek. Ik kan de concentratie niet opbrengen om me mee te laten voeren. Er zijn simpelweg te veel externe prikkels waar ik me aan erger. Ik zit niet te wachten op wildvreemden die in mijn nek hoesten of naast mijn oor hun weekend doornemen. Als ik van de schone, uitvoerende kunsten wil genieten dan doe ik dat liever thuis. En mocht het gebodene me gaan vervelen kan ik het altijd uitzetten wanneer het mij zint.

Onlangs was ik nog naar TaxiWars in LantarenVenster geweest. TaxiWars is een hobbyproject van Tom Barman. Op plaat klinkt de jazz aangenaam, maar live waren de bandleden uitermate slaapverwekkend. Ze kunnen wel spelen, daar niet van, maar ze zijn niet heavy. Er werd slechts op safe gespeeld. Er was geen enkele verrassing. De spastische dansbeweginkjes van Tom Barman konden dat gebrek niet verbloemen. Ik neem sowieso aan dat hij zo danst om hip over te komen, maar het zag er vooral aanstellerig uit. Ik voelde me persoonlijk beledigd. Ik besloot ter plekke dat het mijn laatste concert zou zijn.

Het ticket van het bewuste concert, dat ik destijds geprint had, heb ik nog steeds in mijn jaszak zitten. Ik gebruik het nu als bescherming tegen blubber en andere viezigheid wanneer ik mijn fietstrommel open. Die is namelijk alleen te openen wanneer je met je voet op de beugel gaat staan. Maar wanneer je hem wilt sluiten moet je die beugel wel vastpakken om hem omlaag te trekken. Dezelfde beugel dus waar iedereen met zijn vieze schoenen al op heeft gestaan. Daar is niet over nagedacht toen dat systeem werd bedacht, dat weet ik zeker, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Ik weet niet waarom ik me toch telkens weer laat verleiden om naar concerten van Tom Barman te gaan. Het zal het verlangen zijn om de magie van de eerste keer te herbeleven. Het verlangen om weer betoverd te worden. Hoe ouder je wordt, hoe minder eerste keren er overblijven. En te laat besef je dat je ten volle had moeten genieten van die eerste keren; de wrede ironie van het leven.

De eerste twee platen die Tom Barman met dEUS maakte, vind ik nog steeds van ongekende kwaliteit. Het is nog steeds heerlijk om me helemaal onder te dompelen in die gestructureerde waanzin. Na het vertrek van mede-bandlid Stef Kamil Carlens ging dEUS helaas meer en meer stadionrock maken (bij gebrek aan een betere genreaanduiding). Elk concert dat ik daarna zag viel tegen. Als je geen AC/DC of Kiss bent, moet je geen stadionrock willen maken, vind ik. Dan produceer je alleen maar holle bombast en je platen worden zielloos gelikt.

Ook zijn optreden bij Zomergasten vond ik stuitend. Er zat een man die niets te vertellen had, een man zonder verhaal en zonder daadwerkelijke interesse voor wat dan ook, zonder obsessies, laat staan diepgang. Het was een aanfluiting. De held van weleer viel van zijn voetstuk. Het deed me pijn in mijn hart.

Misschien moet Barman zich weer eens toeleggen op het regisseren van een speelfilm, want zijn Any Way the Wind Blowsstaat nog steeds als een huis.

De verwaterde vriend vindt mijn uitleg knap gedeformeerd. Ik weet niet zo zeker of het knap is. Daarna stelt hij voor om dan maar naar het theaterconcert 75 'Dat kun je wel zien dat is hij' van Herman van Veen in het Nieuwe Luxor te gaan. Ook daar had ik nee tegen gezegd, maar corona was me voor.

Iets warmers
leestijd: 4 min

Over die keer dat Karel en ik in een bordeel belandden

Dit wordt geen sensationeel verhaal. Karel en ik belandden in een stripclub, er was niets aan en dat was het. Ik wil het alleen opschrijven omdat het anders misschien verloren gaat. Nog nooit heb ik deze anekdote aan iemand verteld, zelfs niet aan Elise, en ik heb Karel er verder ook nooit meer over gehoord. Al neem ik wel aan dat hij het aan Marjan heeft verteld. Ik weet dat hij praktisch alles met haar deelde. Ze hadden een bijzonder hechte relatie. Alles is misschien wat te sterk uitgedrukt. Ik ga er vanuit dat Karel niet over elk toiletbezoek in geuren en kleuren vertelde, hoe de substantie erbij lag, hoe het rook en welke kleur zij had. Maar als ik Karel in vertrouwen nam over om het even welke stommiteit ik nu weer had uitgevreten zei hij altijd: 'Niemand komt het te weten, behalve Marjan.' Daar had ik altijd vrede mee.

Ik (en wellicht dus ook Karel) heb(ben) het nooit aan iemand verteld omdat het verder ook geen interessant, spannend of grappig verhaal is. Het was woensdag 20 april 2016. We hadden een optreden in Perdu te Amsterdam. De datum en plaats weet ik nog zo goed omdat we op tour waren met de Doos van Passage. Die doos (letterlijk) bevatte tien dichtbundels van auteurs uit het fonds van uitgeverij Passage. Karel en ik hadden ook allebei een bundeltje in die doos. Het was een aangename avond. We maakten kennis met de dichter Jan Kal, wat een zeer aimabele man bleek. Een jaar later kwamen we hem weer tegen tijdens het Woord in Ruigoord. Karel herkende hij meteen, maar toen hij mij zag ging er geen enkel belletje rinkelen. Dat effect heb ik nu eenmaal op mensen.

Ook een neef van Karel was aanwezig in Perdu. Ik zag hoe trots hij was dat hij een schrijver in de familie had. Ik meende bij Karel juist een zekere gereserveerdheid te bespeuren. Hij zat niet te wachten op deze familiereünie. Zoals dat wel vaker met ons ging waren wij de laatsten die de toko verlieten. Nou ja, we werden gesommeerd het pand te verlaten. Hoewel het al bijna lente was, was het een koude nacht.
'Ik wil nog wel iets drinken,' zei Karel.
'Wel ergens waar het warmer is,' zei ik.
'Zoek je iets warmers?' vroeg de neef van Karel met een twinkeling in zijn ogen. 'Kom maar mee. Ik weet wel iets.' En weer zag ik de trots bij de neef. Hij mocht zowaar twee schrijvers op sleeptouw nemen door nachtelijk Amsterdam.

Na wat leek op een kruip-door-sluip-door-route kwamen we ergens in een steeg aan bij een gesloten deur waar een uitsmijter voor stond. De neef knikte naar hem en zei dat wij bij hem hoorden. Het was duidelijk dat de neef hier vaker kwam. De uitsmijter opende de deur en wij mochten naar binnen. De inrichting verried direct dat we ons in een stripclub annex bordeel bevonden, maar anders hadden de halfnaakte, dansende vrouwen dat wel verraden. Dat was niet wat ik voor ogen had, toen ik zei dat ik iets warmers wilde.

Een schaars geklede dame kwam op mij af en vroeg of ik zin had in een goede tijd. Verschrikt schudde ik mijn hoofd. Ik had daarbij ook geen cash op zak. Karel nam stoïcijns plaats aan de bar en zei tegen me: 'Ik vind het bier hier wel wat duur.'

Dat was het. Meer is er niet gebeurd en jullie kunnen niets bewijzen. Het kwam bijvoorbeeld niet eens in me op om al was het maar één van die strippers over te halen om weer naar school te gaan om haar studie af te maken. Dat zou ik nog eens een uitdaging vinden.

Tot snel
leestijd: 2 min

Op de uitvaart van Deelder zegt een dichter tegen me: 'Ik heb een hekel aan zulke massale bijeenkomsten. Er zijn te veel prikkels. Daar kookt mijn ADHD van over. Maar nu, na vijf bier en in gezelschap van aardige mensen die ik ken, gaat het wel.'

Ik herken wat hij zegt en knik instemmend. De dichter in kwestie is eind dertig en heeft twee kinderen. Een volwassen vent dus. Het is ondenkbaar dat mannen van mijn vaders generatie op zo'n manier hun mentale problemen met elkaar zouden bespreken. Waar hadden die mannen het dan over? Over hun werk, voetbal, politiek, mokkels, mooie wagens. Ook toen hoefde er geen stilte te vallen, maar ze zwegen liever als het graf dan dat ze werkelijk vertelden wat er in ze omging.

Er zijn ook twee dichters aanwezig met wie ik maar wat graag het bed zou delen. En dat hoeft niet per se tegelijkertijd of überhaupt in een bed. Het zal hoe dan ook nooit gebeuren, want ik zal nooit avances maken. En verder zie ik een dichter in een bontjas en ik zie een dichter met exact zo'n zelfde Ray Ban als Hunter S. Thompson droeg. Wat zijn dichters eigenlijk toch aanstellerige aandachtshoeren. Ik weet zeker dat ze elke ochtend glitters eten als ontbijt zodat ze de hele dag kunnen shinen.

In het condoleanceregister wil ik een paar mooie woorden van dank plaatsen aan Deelder voor alles wat hij voor me heeft betekend, maar ik heb inmiddels ook al wat biertjes op en in plaats daarvan schrijf ik 'Tot snel'. Hoe pathetisch! Gezien vanuit het eeuwig perspectief heb ik natuurlijk wel gelijk. Toch schaam ik me voor die opgetekende woorden. Zo gaat het nou altijd bij mij, zodra ik een voet buitenshuis zet, gebeurt er iets gênants; zie hier de kern van mijn literaire werk.

Ari leest voor haar vader het gedicht Maar we zouden niet vergeten dat van Bert Schierbeek voor. Ik geloof direct dat die twee enorm veel gelachen hebben. Daarna loop ik de hal uit, over de speciaal voor de gelegenheid neergelegde zwarte loper, en steek een sigaret op. Buiten is het mistig en wordt er vuurwerk afgestoken.

Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Daniël Dee (Zuid-Afrika, 1975) is voornamelijk dichter. In 2013-2014 was hij zelfs stadsdichter van Rotterdam. Tegenwoordig schrijft hij ook stiekem proza. Hij bezit alle platen van De Fuckups. Foto: Lenny Oosterwijk